Veel onderzoeken verzanden in zulke nuances dat er aan het eind vaak bar weinig overblijft. Zo niet het onderzoek van Jaap Schaveling. Zeker voor een zelfstandig organisatiecoach durft hij gepeperde stellingen aan. Dat siert hem. Zo maakt hij gehakt van inkoopafdelingen die zich bezighouden met inhuren van interim-management. Conclusie: als inkoop zich ermee bemoeit, heeft dat een negatief effect op de tevredenheid over de opdracht achteraf. Tweede veeg uit de pan is voor de (grote) interim-managementbureaus. Volgens Schaveling heeft hun betrokkenheid geen enkel (!!) effect op de het succes van interim-management. Er is daarbij sprake van een gemiste kans, want de bureaus bemoeien zich bijvoorbeeld totaal niet met de kwaliteitsbewaking van de ‘interimmer’ bij het bedrijf waar hij of zij is gedetacheerd. Hetgeen het beeld bevestigt dat de bureaus allang blij zijn een ‘interimmer’ te hebben weggezet, en wat daarna gebeurt is niet meer interessant. Uurtje factuurtje...kassa!
In het boek Scoren met interim-management worden meer mythes doorgeprikt. Zo blijkt slechts in twee procent van de gevallen een interim-manager te worden ingevlogen in geval van crisis. Het gros van de tijd is het dus redelijk business as usual. Een andere mythe die niet langer standhoudt, is die van de situatie: of het nu slecht of goed gaat met het bedrijf is uiteindelijk niet relevant als het aankomt op de vraag of de interim-manager zijn werk goed heeft gedaan.
Overigens ligt daar misschien ook de enige zwakte van het boek. De auteur heeft als uitgangspunt de tevredenheid van de opdrachtgever genomen. Natuurlijk, hij motiveert die onderzoekskeuze, maar toch kun je je afvragen of interim-managers altijd eerlijk worden beoordeeld door hun opdrachtgever. Want de meeste ‘interimmers’ worden aangenomen op basis van ‘vriendschap’, of ‘met hem hebben we eerder zaken gedaan’, of de interimklus is aan het begin volstrekt anders dan aan het einde. Dus beoordelen is vaak lastig. Zeker als je in ogenschouw neemt dat inkoop dit proces helemaal niet snapt.
Maar dit alles neemt niet weg dat Schaveling een redelijk opzienbarend onderzoek heeft afgeleverd. Waarbij het aardige is dat hij de vinger op de zere plek durft te leggen. En ja, dat doet ongetwijfeld au bij een aantal interim-managementbureaus. Schaveling zegt echter wel dat de bureaus die kritiek ter harte hebben genomen en aan verbeteringen werken. Die upgrading lijkt geen overbodige luxe. In het boek maakt Schaveling een vergelijk tussen interim-manager en openhartchirurg. Het gaat om leven of dood. Ook de interim-manager kan bepalend zijn voor het wel en wee van een onderneming. Dan mag een bureau dat de ‘interimmer’ uitzendt, best iets meer moeite doen. ‘Je kunt vandaag geen klus doen bij een oliemaatschappij en morgen bij een schoenbedrijf’, zo constateert de auteur. Ook het uitzendende bureau moet zich daar terdege van bewust zijn.
Schaveling bekritiseert overigens niet louter en alleen. Hij biedt ook handvatten om te ‘scoren’ als interim-manager. Hij maakt helder waar het in een selectie om draait en welke kerncompetenties een goede interim-manager moet hebben. Dat is verplicht ‘denkvoer’ voor de pakweg 20.000 interim-managers die Nederland rijk, maar ook voor het leger ZZP’ers dat de stap van vast naar interim heeft gemaakt. Want lang niet elke ZZP’er is in de wieg gelegd voor interim-werk. Een goede interim-manager biedt meesterschap op het gebied van aanpak, inhoud en mens. Dit onderzoek van Schaveling helpt om te bepalen waaruit dat meesterschap precies bestaat.
Over Ronald Buitenhuis
Ronald Buitenhuis is freelance journalist.