De risicomanagementmethode die de auteurs in het boek schetsen is bedoeld voor het inperken van de risico’s van projecten. De meeste voorbeelden betreffen grote infrastructuurprojecten als de Betuweroute en Maaswerken.
Op het eerste gezicht lijkt het een studieboek: je volgt verschillende stappen om allereerst een risicoanalyse uit te voeren en daarna beheersmaatregelen te kiezen. In eerste instantie ga ik er dus vanuit dat het taaie kost wordt en veel werk om een analyse uit te voeren. Maar ik zal er toch aan moeten geloven.
Ik ben benieuwd naar de knelpunten die verschillende partijen willen aandragen voor het overleg en wil te weten komen welke risico’s het meest urgent zijn. Zodra ik begin te lezen merk ik dat het boek herkenning oproept. Het onderdeel identificeren is bedoeld om expliciet en inzichtelijk te maken welke risico’s zich allemaal in de hoofden van mensen afspelen. Dat is prettig want met de stortvloed aan informatie en ook zorgen over de transitie is het lastig te duiden welke risico’s nu echt relevant zijn. Bovendien worden risico’s vaak vaag geformuleerd.
De auteurs leggen uit dat een risico bestaat uit drie onderdelen: wat er niet goed kan gaan (risico), waardoor/door wie dat kan ontstaan (oorzaak) en waar het invloed op heeft (gevolg). Een vraag als ‘hoe kunnen we informatie overdragen zonder privacywetgeving te schenden?’ is dus geen goed geformuleerd risico. De denkmodellen die worden aangereikt zijn nuttig: zowel de verschillende invalshoeken om naar mogelijke risico’s te kijken (bijv. politiek, maatschappelijk of juridisch) als de omgevingsanalyse (wie zijn de uitvoerders, beslissers en gebruikers van het project) helpen om geen zaken over het hoofd te zien. Ook worden verschillende manieren aangereikt om per beheersaspect (zoals tijd, geld, kwaliteit) te komen tot een prioritering van de risico’s.
Afhankelijk van het doel van de risicoanalyse, bepaal je of je een kwalitatieve of kwantitatieve risicoanalyse uitvoert en hoe diep je op de materie ingaat. Omdat het doel van deze risicoanalyse agendasetting is, breng ik een eenvoudige kwalitatieve vorm in bij een overleg met gemeenten. Het resultaat: concreet geformuleerde risico’s én kansen en een prioritering met meest belangrijke of urgente risico’s.
In de tweede helft van het boek gaan de auteurs in op de methode van risicomanagement: opnieuw lichten ze op volledige en heldere wijze toe waar je rekening mee moet houden bij het kiezen, uitvoeren en evalueren van beheersmaatregelen. ‘Risicomanagement voor projecten’ is dus vooral een praktisch boek. Het is direct toepasbaar in projectmatig werk omdat het grip geeft op de verschillende risico’s die zich kunnen voordoen en helpt om beheersmaatregelen te kiezen.
Het is geen leesboek met smeuïge verhalen over gefaalde projecten, maar het biedt een helder en gestructureerd overzicht van risicomanagement als methode. De auteurs geven eerlijk toe dat risicomanagement niets ‘nieuws’ is, er staan dan ook weinig verassende zaken in, maar als handboek of denkmodel is het zeker een aanwinst voor iedereen die betrokken is bij grote projecten.