In zijn jaren bij Citibank harkte Bob Rubin maar liefst 120 miljoen dollar bij elkaar. Maar toen de bank tijdens de kredietcrisis van 2008 insolvent raakte, liet de Amerikaanse oud-Minister van Financiën het aan de belastingbetaler om de scherven te ruimen. In plaats van zijn verantwoordelijkheid als politicus en bankier te nemen en een persoonlijke cheque uit te schrijven, weet Rubin het bijna-faillissement aan een ‘zwarte zwaan: een gebeurtenis die zo extreem en onvoorspelbaar is dat bijna niemand haar zag aankomen. Vergelijk dat met een man als Julianus de Afvallige (331-363), die als Romeinse keizer meevocht aan het front, en tijdens een veldslag aan de Perzische grens werd gedood door een speer in zijn zij.
Het verschil in leiderschap heeft grote gevolgen voor de stabiliteit van systemen, schrijft de Brits-Amerikaans-Libanese filosoof en essayist Nassim Nicholas Taleb in zijn nieuwe boek Skin in the Game. Waar Rubin bijdroeg aan de ernstigste financiële crisis sinds de Grote Depressie, prolongeerde Julianus de Afvallige een rijk dat eeuwenlang standhield. De antieke wereld floreerde op skin in the game, een sociaal contract waarbij bestuurders zowel in positieve als in negatieve zin volledig op hun acties werden afgerekend. Het is geen toeval dat twee op de drie Romeinse keizers in het harnas zijn gestorven, en als de medische stand van dat moment iets beter was geweest, waren dat er ongetwijfeld nog meer geweest.
Systeemrisico is voor Taleb een vertrouwd onderwerp: zijn eerdere boeken Misleid door Toeval, De zwarte zwaan, Het bed van Procrustes en Antifragiel gaan in essentie eveneens over onvoorspelbaarheid, inschattingsfouten, en het potentieel dramatische marktfalen dat daaruit voortvloeit. Als individu heeft de 58-jarige Taleb veel aan dit soort calamiteiten te danken. Toen de Dow Jones-index op maandag 19 oktober 1987 de grootste val in de geschiedenis kreeg te verwerken, werd hij op slag miljonair: als beurshandelaar bij Credit Suisse had hij zich al een tijdje tégen de conventionele wijsheid gericht. Maar terwijl gewone beleggers die Zwarte Maandag voor miljarden het schip ingingen, was het echec ook weer niet zo groot dat marktleiders het loodje moesten leggen.
Het probleem kon zich daardoor herhalen, wat inmiddels al verschillende keren is gebeurd. Een van de meest schadelijke gevolgen van een gebrek aan skin in the game is namelijk dat het leerproces erdoor wordt ondermijnd, aldus Taleb. Mensen die zich een zekere houding aanmeten ten opzichte van zwarte zwanen blijven op hun hoede, sturen continu bij, en bouwen met vallen en opstaan een ervaring met de echte wereld op. Dat staat in schril contrast met bijvoorbeeld Wall Street, waar een serieuze mismatch bestaat tussen de bonus (een jaarlijks terugkerend fenomeen) en de statistische kans op een existentiële crisis (die misschien eens in de tien jaar voorkomt). Handelaars krijgen hiermee een prikkel om Bob Rubin-achtige beslissingen te nemen, die nog groter wordt naarmate het financiële spel méér mensen aantrekt. Aldus stapelen de risico's zich op, todat het systeem, tot ieders verbijstering, ineens als een kaartenhuis in elkaar stort.
Dit probleem is al duizenden jaren bekend, net als overigens de oplossing ervoor. De code van Hammurabi uit de achttiende eeuw voor Christus legde bijvoorbeeld de doodstraf op voor de bouwer van een ingestort huis die de dood van de eigenaar had veroorzaakt. Het Babylonische wetboek voorzag daarmee in een rechtvaardige verhouding tussen risico en beloning, zodat niemand kon sjoemelen met de verborgen ‘tail risk’: de gebeurtenissen met een statistisch minieme kans die zich bevinden in de linkse of rechtse ‘staart’ van een klokvormige curve.
Zo'n koppeling heeft een zelfzuiverend effect. Piloten die zich blindstaren op de tail risk zullen zichzelf en hun passagiers vroeg of laat te pletter vliegen, maar vormen daarna in ieder geval geen bedreiging meer voor de rest van de luchtreizigers. Het individu sterft, het systeem wordt sterker. Skin in the game houdt, met andere woorden, de menselijke overmoed in bedwang.
Hammurabi's code bevat daarnaast ook een morele boodschap, die Taleb omzet in de wijsheid ‘wat u niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Skin in the game gaat hiermee ook over ethiek, en daar lijkt het boek zo nu en dan te ontsporen. Taleb, nooit vies van een ongezouten mening (journalisten offeren de waarheid op omdat ze andere journalisten willen bekoren; geniale economen bestaan niet) grossiert in persoonlijke vetes die eigenlijk op Twitter thuishoren. Het is één ding om het oneens te zijn met Harvard-psycholoog Steven Pinker, maar om hem vervolgens nog negen keer te willen vernederen?
En dan is er nog een heel hoofdstuk gewijd aan de Intellectual Yet Idiot: ‘de klasse van paternalistische semi-intellectuele experts [...] die de rest van ons vertelt 1) wat we moeten doen, 2) wat we moeten eten, 3) hoe we moeten spreken, 4) hoe we moeten denken, en... 5) op wie we moeten stemmen’. Beschrijvingen van de moderne IYI als iemand ‘die meer dan één TED-talk heeft bijgewoond of meer dan twee TED-talks op Youtube heeft gezien’, ‘nooit dronken is geworden met Russen’, en ‘een neef heeft die met iemand heeft gewerkt die de koningin kent’, mogen bedoeld zijn als satire, ze gaan nét iets te lang door om niet de indruk te wekken dat ze vooral zijn ingegeven door verbittering.
Dit maakt het lezen van Skin in the game soms alsof je opgesloten zit in een taxi met een kankerende chauffeur die constant omwegen maakt en af en toe zelfs de weg lijkt kwijt te zijn. Kwalijker nog is dat Taleb met dit soort tirades zijn eigen betoog ondermijnt. ‘Het is immoreel om deugdzaamheid te claimen zonder volledig met de directe gevolgen daarvan te kunnen leven’, houdt hij ons onder meer voor. Maar grappig bedoelde opmerkingen als ‘het enige dat erger is dat mijn eigen dood is mijn eigen dood plus het overleven van iemand die ik niet mag, zoals de journalistieke professor Steven Pinker’, zorgen er ironisch genoeg voor dat niet hijzelf maar juist zijn aartsrivaal degene wordt met skin in the game.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.