De afgelopen jaren heeft Peterson een aanzienlijke schare volgers opgebouwd. Zijn vorige boek, Twaalf regels voor het leven, heeft een snaar geraakt. Vooral voor conservatieve jonge mannen werd Peterson een goeroe die ze hielp om orde te scheppen in hun leven. Met boute uitspraken, zoals over feministen die zouden verlangen naar mannelijke dominantie, zijn aanval op transgenderrechten, en steunbetuiging aan gedwongen monogamie, vertolkt hij een gevoel van orde waar sommigen in onze progressief liberale samenleving ernstig naar snakken. Omdat ik niet alleen boeken lees die in mijn eigen straatje passen, was ik benieuwd naar dit nieuwe boek van Peterson.
Met Peterson zelf is het de afgelopen jaren niet zo best gegaan. Hij was aan benzodiazepines verslaafd geraakt en tijdens het herstel belandde hij op een intensive care in Moskou, een kliniek in Servië en nog wat plaatsen. In dezelfde periode leidde zijn vrouw aan nierkanker en ondervond problemen na verwijdering van de aangetaste nier. Tegen deze achtergrond van ziekte en herstel, vanuit diverse ziekenhuisbedden heeft Peterson dit boek geschreven, in de periode die volgde op zijn wereldwijde boektour.
Gezien zijn reputatie, verwachtte ik vuurwerk. Maar van een fel antiprogressief geluid is geen sprake. De eerste leerregel begint met nuancering van het krachtenveld tussen instituties en vernieuwers. Hij moedigt mensen aan waardering te tonen voor hun plek in de hiërarchie, en niet de instituties af te kraken waar je onderdeel van bent. Hij pleit voor zorgvuldige doortastende verandering. Elke nieuwe regel was ooit een creatieve daad.
Peterson put veel uit zijn praktijkervaring als klinisch psycholoog. Zijn adviezen gaan voornamelijk over discipline en wilskracht over doelen stellen en erop mikken. Hij illustreert dat met geanonimiseerde verhalen over zijn patiënten. Zijn therapeutische handreikingen en bespiegelingen zijn niet nieuw, maar zit wel wat in. Bijvoorbeeld het inzicht dat je met jezelf zit opgescheept. Hij roept op om verantwoordelijkheid te nemen. Interessant is ook dat hij meerdere malen terug komt op situaties die ontstaan als mensen nalaten iets te doen of zich passief opstellen.
Aan de mijmerende stijl is te merken dat Peterson dit boek vanuit zijn ziekbed heeft geschreven. Hij refereert veel aan verhalen. De Disneyfilms Pinoccio en Doornroosje die zijn kinderen eindeloos vaak gekeken hebben. Hetzelfde geldt voor Harry Potter. Bijbelverhalen zijn een belangrijke houvast voor Peterson. In alles is hij gefascineerd door de strijd tussen goed en kwaad. Het duistere zit in ieder van ons, is de conclusie van deze klinisch psycholoog. We moeten beseffen dat we kwaad kunnen doen. Daarom spoort hij zijn lezers aan zich behoorlijk te gedragen, dankbaar en nederig te zijn.
Sommige hoofdstukken lezen plezierig. Andere zijn wat warrig. Geregeld is hij openhartig over zijn eigen tekortkomingen. Zijn invalshoek, de schuivende lijnen tussen orde en chaos, is op zich boeiend. Maar het boek is vooral een persoonlijk relaas, en daardoor heeft het niet de analytische diepgang die mogelijk was met meer literatuuronderzoek.
Over Freija van Duijne
Freija van Duijne was van 2013 tot 2018 voorzitter van de Dutch Future Society. Zij heeft meer dan tien jaar werkervaring als toekomstverkenner en strateeg in diverse overheidsorganisaties. Freija werkt vanuit haar bedrijf Future Motions en geeft trainingen en lezingen op gebied van toekomstverkennen.