U heeft geen zoetsappig inspiratieboekje willen maken, schrijft u. Wat wilt u wel met dit boek?
Niemand staat op met het idee de hele dag aan elkaar te zaniken, maar toch gebeurt dat op menige afdeling. Ik heb in dit boek het fenomeen zeuren onder de loep genomen en als een ui afgepeld. Ik ben van mening dat wij ons niet bij gezeur hoeven neer te leggen: als je de confrontatie durft aan te gaan met de oorzaken voor dit gedrag, is het in de meeste gevallen te veranderen.
Was het niet afschuwelijk, je zo lang met zo’n vervelend onderwerp bezighouden?
Dit boek schrijven was nauwelijks een opgave. Dit onderwerp is mijn leven: sinds ik werkzaam ben als zelfstandig adviseur in cultuurveranderingstrajecten, heb ik te maken met mensen die zeuren of last hebben van gezeur van anderen. Met mensen die het moeilijk vinden om de regie over hun eigen werk of leven te nemen en niet meer zien wat hun invloed is op de omgeving. Bovendien heb ik een hekel aan slachtoffergedrag en doe niets liever dan mensen daar vanaf helpen. Vooral omdat ze er zelf ook niets aan hebben. Twee vliegen in een klap dus. Je kunt zeggen dat ik van mijn allergie mijn hobby heb gemaakt.
Wat is er zo aantrekkelijk aan mensen van hun zeurgedrag af te helpen?
De beloning die je krijgt wanneer je mensen die al jaren lopen te zeuren een stap verder helpt, en daarmee hun collega’s, is geweldig. Laatst kwam ik bij een afdeling waar de sfeer zo slecht was dat ik er zelf letterlijk misselijk van werd. Dat werd een harde confrontatie. Onvrede kan best terecht zijn, maar de oorzaak alleen maar bij een ander zoeken en alle negativiteit over de schutting gooien, heeft echt geen enkele zin. De vraag is: hoe kun je zelf bijdragen om het probleem op te lossen? Als je mensen zo ver krijgt dat ze de knop omzetten, is dit het mooiste beroep ter wereld.
Waar komt gezeur vandaan en wat zijn de gevolgen?
Aan de buitenkant lijkt zeuren onschuldig, maar hoe dieper je graaft in organisaties, hoe serieuzer het ingrijpt. Het kost tijd, creativiteit en klanten, daar ben ik van overtuigd. Zeurders leggen de oorzaak van hun ongemak buiten zichzelf, altijd heeft iets of iemand anders het gedaan en moet de baas, de directie of de organisatie het maar oplossen. Dat houdt het werk lekker overzichtelijk. Een soort aangeleerde hulpeloosheid.. Op het werk werkt dat kennelijk anders dan privé. Als je thuiskomt en de koelkast is leeg, ga je er toch ook niet naast zitten? Dan zorg je dat er eten in huis komt. Zeurgedrag is schadelijk voor de organisatie, de collega’s en de betrokkene zelf. Jezelf vrijpleiten lijkt een belang te dienen, maar kost bakken energie. En er zijn meer oorzaken voor dit gedrag: mensen zijn op zoek naar opluchting of ontluchting, verbinding of status.
Heeft zeuren dan geen enkele functie?
Sommige mensen hebben het nodig om af en toe stoom af te blazen. Wanneer je dat aan je omgeving uitlegt, is het prima. Maar de omgeving moet er geen last van hebben. En dat is jammer genoeg meestal wel het geval. Dat betekent niet dat mensen hun onvrede niet moeten uiten. Integendeel! Mensen op de werkvloer weten juist heel goed hoe dingen beter kunnen. Maar het gaat erom hoe je het naar buiten brengt. Het zit ‘m niet in de inhoud, maar in de vorm. En het begint bij je intentie: wil je werkelijk iets beter maken of alleen maar jezelf rechtvaardigen?
Hoe pak je het aan? Of is de vraag: hoe kom je er vanaf?
Het boek beschrijft een stappenplan, al lopen die stappen soms natuurlijk door elkaar. Je begint in elk geval met spiegelen: een koevoet tussen de deur zetten en zonder meteen te veroordelen mensen confronteren met hun eigen gedrag. De tweede fase is urgentie creëren: duidelijk maken wat het kost, wat de gevolgen zijn. Daarna moet je op zoek gaan naar het patroon, naar de reden waarom mensen zich zo gedragen. En de vierde fase is mensen een alternatief aanbieden: wanneer zij snappen dat het ook anders kan, valt het kwartje meestal wel. De onvrede hoeft niet verzwegen te worden, maar je kunt er ook op een andere manier mee omgaan. Dan begint Het gezeur de baas worden pas echt en begrijpen mensen wat er ook voor hun persoonlijk in zit. Zonder persoonlijk belang geen gedragsverandering. Dan aan de bak: mensen hebben vaak jaren van frustratie en onmacht achter de kiezen, dus het gedragspatroon wat ze hebben gevormd is niet zomaar verdwenen. Ze moeten oefenen, oefenen en nog eens oefenen, experimenteren met nieuw gedrag. De omgeving moet er ook aan wennen: als je je opeens anders gaat gedragen, komen er vaak verbaasde of zelfs wantrouwende reacties. Dat vinden mensen moeilijk. Tot slot maak je de balans op: dan is het gelukt om mensen van hun gezeur af te helpen of niet. Zo niet, moet je gewoon afscheid durven nemen. In die zin heeft dit boek ook een harde kant. Je haalt alles uit de kast, maar je neemt wel de consequenties nemen als dat nodig is.
Bent u niet bang dat mensen bang worden om kritisch te blijven? Voor de terreur van het positivisme?
Ik pleit niet voor een eeuwige glimlach of voor het wegpoetsen van dat wat benoemd moet worden. Eigenlijk precies het tegenovergestelde. Er zijn natuurlijk ook voorbeelden van mensen die hun onvrede op heel constructieve manier uiten, terwijl hun baas het als gezeur beschouwt. Stiekem is Het gezeur de baas ook een empowerment-boek, want die baas moet ook van zijn eigen blinde vlek af. Mensen met een constructief-kritische blik dragen een enorm verbeterpotentieel met zich mee. Zolang een manager nog last heeft van zeurende medewerkers, weet hij dat hij met zichzelf en met zijn mensen aan de bak moet om het werk - en het leven - een stukje mooier te maken.
Over Hans van der Klis
Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.