Wat is de overeenkomst tussen Francis Fukuyama en Thomas Piketty? Ze zijn beide begin veertig en redelijk anonieme wetenschappers, als ze uit het niets doorbreken met één boek. De Amerikaanse Fukuyama, een neoconservatieve politicoloog, publiceerde exact twintig jaar geleden The end of history waarin hij, na de val van de Muur, de definitieve overwinning van de liberale, kapitalistische democratie uitriep. De geschiedenis ‘had haar weg naar de vrijheid gevonden’. Het is een illusie gebleken, weten we twee decennia later, na de oorlogen in Syrië, Irak en Oekraïne en het mislukken van de Arabische Lente. Fukuyama erkent dat overigens zelf volmondig in zijn pas verschenen boek De oorsprong van onze politiek.
Kloof tussen rijk en arm groeit
Zal het Thomas Piketty net zo vergaan? Blijft hij het debat over inkomens- en vermogensongelijkheid en fiscaal beleid, de komende jaren domineren of blijkt hij een eendagsvlieg? Moeilijk te zeggen. Terugkijkend kunnen we in ieder geval rustig constateren dat 2014 het jaar van Piketty was. En niet alleen onder economen en politici. De redelijk mediagenieke Fransman werd overal ontvangen als een ster. Politici, wetenschappers en journalisten vochten om met hem in gesprek te komen.
Waarom ook alweer? Piketty maakte een doorwrochte vergelijking van de vermogensontwikkeling in twintig landen, waaronder de VS, Engeland en Frankrijk, over de laatste twee eeuwen; Nederland sloeg hij helaas over. Daaruit bleek dat, uitgezonderd de periode na de Tweede Wereldoorlog, de ongelijkheid tussen rijk en arm steeds verder toeneemt, simpelweg omdat de opbrengsten van kapitaal hoger zijn dan die van arbeid. Vermogen groeit sneller dan inkomen. Als we niks doen, groeit de kloof tussen arm en rijk dus automatisch, stelt Piketty. Die financiële ongelijkheid wakkert maatschappelijke onvrede aan, democratische verworvenheden worden ondermijnd. Niks doen is geen optie, aldus Piketty.
Geen communist, maar kapitalist
Zijn oplossing is helder: verhoog de vermogensbelasting, liefst progressief. Hoe rijker, des te hoger het percentage vermogensbelasting. En doe dan meteen wat aan die onrechtvaardige belastingroutes voor multinationals. Met die stelling betrad hij pontificaal de politieke arena. Voor veel economen, die zich recht-in-de-leer willen beperken tot waardenvrije wetenschap, was die laatste stap van Piketty, een overduidelijke politieke stellingname, een gruwel.
Piketty heeft er geen moeite mee als mensen veel verdienen op basis van hun prestaties. Voetballers, managers, zolang het er eerlijk aan toegaat, mogen ze van hem knetterrijk worden. Zijn punt is: als ze eenmaal rijk zijn, worden ze alsmaar rijker, zonder nog iets te hoeven doen. En dan blijft de ongelijkheid toenemen. Dat zijn 19de eeuwse toestanden. Piketty, die ooit de Franse socialisten adviseerde, benadrukt in ieder interview dat hij zéker geen communist of socialist is. ‘Ik heb niets met het communisme, ik geloof juist in het kapitalisme en de vrije markt’, zei hij in een interview met de Vlaamse zakenkrant De Tijd. Het enige kritische tegengeluid kwam van de Financial Times; de Britse zakenkrant trok zijn rekenmethodes in twijfel en daarmee zijn conclusie dat de welvaartsongelijkheid weer zou groeien naar het niveau van voor de Eerste Wereldoorlog. Piketty vond die kritiek belachelijk en kreeg daarin bijval van diverse economen, waarna de kritiek verstomde.
Krugman geeft beslissende zet
Het is soms wonderlijk waarom een boek wel of geen bestseller wordt. Nog geen jaar voor Piketty zijn boek publiceerde, lanceerde de (veel bekendere) econoom Joseph Stiglitz zijn boek Price of inequality. Dat werd geen hype, terwijl deze Nobelprijswinnaar toch ook waarschuwde voor toenemende ongelijkheid, omdat die ‘slecht zou zijn voor samenlevingen’. Stiglitz kwam, net als Piketty, met cijfers die de toenemende ongelijkheid illustreerden: sinds de recessie is 95% van de groei naar de rijkste 1% gegaan. Natuurlijk broeide de maatschappelijke onrust al een paar jaar, maar die was met name gericht op graaizieke bankiers, falende politici en andere grijpgrage aanjagers van de mondiale schuldencrisis. Niet of nauwelijks op de vermogende elite.
Dat de Occupy-protestbeweging in 2011 overal zijn gammele tentjes opsloeg, werd wel gesignaleerd maar tegelijk afgedaan als een folkloristische stuiptrekking van outcasts, die niet eens onder woorden konden brengen tegen wie ze nou eigenlijk te hoop liepen. Een signaal dat wél helder was, was de oproep, in 2010, van Warren Buffet en Bill Gates, Amerika’s rijkste inwoners, om publiekelijk te beloven minstens de helft van hun vermogen tijdens hun leven of daarna aan goede doelen te schenken. Het idee was dat hun actie ook andere rijken zou aanmoedigen zich te ontpoppen als filantroop. Hun oproep had effect, al snel meldden een kleine honderd rijke personen en families zich, van New Yorks burgemeester Michael Bloomberg tot Facebook-oprichter Mark Zuckerberg.
Piketty’s boek bleef eerst een aantal maanden onder de publicitaire radar, totdat de econoom en Nobelprijswinnaar Paul Krugman, die zichzelf omschrijft als liberaal, hem afgelopen voorjaar in de New York Times meerdere malen de hemel inprees om zijn ‘werkelijk schitterende boek’. Toen ging het snel. Begin november werd Piketty’s vuistdikke boek uitgebracht in Nederlandse vertaling. Een goed moment, dacht Groen Links-kamerlid Jesse Klaver, om hem naar de Tweede Kamer te halen. Piketty sprak met de financieel specialisten van de Tweede Kamer, liet zich interviewen in Paradiso, gaf een gastcollege op de Universiteit van Amsterdam, en bleek hip en trendy genoeg om in De Wereld Draait Door te figureren.
In Nederland ging iedereen erop vooruit
De media smulden volop. Maar deze Piketty heeft hier in Nederland Nivelleringsland niks te zoeken, klonk het ondertussen. Want vrijwel iederéén is er in de afgelopen decennia in koopkracht op vooruit gegaan. Econoom Annegreet van Bergen beschrijft in haar bestseller Gouden jaren dat het inkomen per hoofd van onze bevolking in de afgelopen zestig jaar is verviervoudigd; ruim het dubbele van de groei in de Gouden Eeuw. Dat is een unieke welvaartsstijging, met name omdat die koopkrachtstijging nu niet alleen aan een kleine bovenlaag was voorbehouden: iedereen profiteerde mee. ‘Het was een groei die volledig past in onze traditie van nivellering. Iedereen ging erop vooruit. In Nederland was en is het verschil tussen rijk en arm relatief klein’, aldus Van Bergen eerder in deze kolommen.
Bovendien: Nederlanders vinden grote verschillen in inkomen onrechtvaardiger dan grote verschillen in vermogen. Dat meldde het Sociaal en Cultureel Planbureau in december, na een enquête onder bijna drieduizend Nederlanders. In Nederland zijn de vermogensverschillen groter dan de inkomensverschillen maar we lijken daar als land niet wakker van te liggen, zolang de rijken hun geld maar op een eerlijke manier verdiend hebben en dat niet ten koste gaat van de kleine man. Nederlanders hebben er, volgens de SCP-onderzoekers, wél moeite mee wanneer rijke mensen in aanmerking zouden komen voor snellere of betere gezondheidszorg of meer politieke invloed kunnen uitoefenen. Maar het feit dat rijken beter kunnen wonen, vaker op vakantie kunnen gaan en toegang hebben tot beter onderwijs voor hun kinderen wordt als ‘neutraal’ tot ‘niet onrechtvaardig’ ervaren.
Dagobert Ducktaks: links voor, rechts tegen
En de Nederlandse politici dan? Die reageerden uiterst voorspelbaar. Politici ter linkerzijde juichten Piketty’s plan voor een progressieve vermogensbelasting (al snel omgedoopt tot ‘jalouzieheffing’ of ‘Dagobert Ducktaks’) toe, SP en Groen Links voorop. Het zwaarder belasten van inkomen, zowel bij de burgers als bij bedrijven, is immers het beste recept om een opkrabbelende economie hardhandig de kop in te drukken; dan kan je als overheid maar beter de accijns, btw of, inderdaad, de vermogensbelasting (nu voor iedereen een vast tarief van 1,2%) verhogen. Ook de VVD reageerde voorspelbaar, door zich mordicus tegen een hogere vermogenstaks uit te spreken, omdat dat ondernemers zou afremmen om te investeren. Coalitiegenoot PvdA weifelde en wil niet zozeer het vermogen zelf extra belasten, maar wel het behaalde rendement op dat vermogen. En het kabinet? Dat schoof een al te grondige herziening van het belasingstelsel voor zich uit, zoals kabinetten doorgaans iedere hete aardappel fluks doorschuiven tot na de eerstvolgende verkiezingen. Want wie dan regeert, dan zorgt.
Een enkeling vindt al dat rumoer rond de econoom Piketty opgeklopte onzin. De hoogleraar finance Emanuel Derman zei tegen The Guardian desgevraagd dat hij nooit economieboeken leest, en dat van Piketty dus ook niet: ‘Het enige vakgebied dat net zo zelfvoldaan is en het net zo vaak bij het verkeerde eind heeft als de economie, is de voedingswetenschap.’¶
Boeken over Piketty
Bekend is dat alleen de grootste diehards erin slagen het boek van Piketty uit te lezen. En dus kwam er al snel een reeks boekjes, met pakkende samenvattingen, meningen en reflecties. Consultant Victor Broers schreef Thomas Piketty’s Kapitaal, samengevat in Nederlands perspectief, en besteedt ook aandacht aan de kritiek op de Franse econoom. De Telegraaf-journalisten Wouter van Bergen en Martin Visser kwamen met De kleine Piketty, een ‘ongekleurde weergave van Piketty’s magnum opus dat u in een paar uur uitleest waarna u de discussie kunt volgen en uw oordeel kunt vormen’. Een mooie aanvulling op deze samenvattingen is het uitgebreidere Waarom Piketty lezen?, onder redactie van WRR-econoom Robert Went. Hij verzamelde 49 zeer uiteenlopende stukken over Piketty en zijn boek, van zowel Nederlandse als buitenlandse publicisten, journalisten en wetenschappers. Van Bas Jacbs, Sheila Sitalsing en Maarten Schinkel, tot Nobelprijswinnaars als Paul Krugman, Amartya Sen en Robert Solow.