In de eerste drie maanden van dit jaar was er sprake van een krimp van 1,4 procent ten opzichte van dezelfde periode van 2013. Dat kwam door de zachte winter waardoor gezinnen en bedrijven minder aardgas hadden verstookt. Me dunkt, goed nieuws. Zelfs een kind op de basisschool weet dat een lager gasverbruik iets is om over te juichen: als je minder fossiele brandstoffen gebruikt, gaat de voorraad langer mee en komt er minder CO2 in de lucht.
Maar de kranten, gefixeerd op blote groeicijfers als ze sinds het uitbreken van de crisis in 2008 zijn, interpreteerden het nieuws heel anders en hadden koppen in de trant van ‘zachte winter verstoort herstel’ en ‘zachte winter slecht voor economie’. Bij het lezen daarvan denk je: wie of wat is die economie toch? Is de economie soms heilig? Een afgod voor wie we alles moeten doen, zelfs het aardgas er doorheen jagen, om zijn groei op te stuwen? Bij dit soort nieuws worden maatschappij en economie door elkaar gehaald. In de woorden van de Hongaarse econoom Karl Polanyi: ‘Een maatschappij heeft een economie, maar is geen economie.’ Polanyi had geen kritiek op de huidige ontwikkelingen, hij overleed al in 1964. Maar sinds de Industriële Revolutie zijn er altijd al groeifanatici geweest: mensen die menen dat voor economische groei alles moet wijken.
Van de weeromstuit zijn er ook mensen die groei maar iets groezeligs en afkeurenswaardigs vinden. Nu de groei ons na de kredietcrisis van 2008 in de steek lijkt te laten, zeggen zij dat dat misschien ook maar goed is. Opvallend is dat mensen die dat beweren nooit van een minimuminkomen hoeven rond te komen. Ze hebben juist inkomens ver boven modaal. In de koopgoot kom je hen niet tegen, bij McDonald’s evenmin. Ze drinken liever thee dan frisdrank en kopen kleren die langer meegaan dan de flodders van één modeseizoen. Ze wonen in goed geïsoleerde ruime huizen, zitten op design meubelen, rijden in de jongste hybride, maken culturele reizen naar andere werelddelen, eten biologisch en hebben niettemin het idee dat ze heel sober leven.
Ze vergeten echter dat de geavanceerde materialen waarvan hun duurzame spullen zijn gemaakt ook producten van economische groei zijn. Net als de openhartoperatie waaraan ze te danken hebben dat ze nog leven. Of de implantaten waardoor ze, ook al hebben ze hun eigen tanden en kiezen niet meer, toch in een appel kunnen bijten.
De manier waarop dit soort mensen het belang van economische groei bagatelliseren doet denken aan de paradox waarover Chris van Esterik schreef in No Satisfaction. Zijn vrienden en hij bekritiseerden als jonge jongens de welvaart van hun ouders ‘die kromlagen voor een nog glimmender auto, bromfiets of elektrische wasmachine. Tezelfdertijd waren de wapens waarmee wij de consumptiemaatschappij te lijf gingen – spijkerbroek, draaitafel en elpees – zonder die welvaart helemaal niet mogelijk en er zelfs een product van.’
Dat is het wonderlijke van welvaart en groei. Hij brengt voor elk wat wils, niet alleen voor de klakkeloze ‘meelopers’ maar ook voor de critici. Dat er ook zaken worden voortgebracht die in de ogen van die critici onnut zijn, is geen reden om groei af te wijzen. Daarvoor heeft de groei te veel goeds gebracht. Omgekeerd is het ook belachelijk om alles aan groei te willen opofferen. Je zou willen dat de kwartaalcijfers van het CBS geen breaking news meer waren en dat Nederland een mooie, rustige groei van pakweg één à twee procent per jaar kende. Al was het alleen maar omdat het ontbreken van groei en daarmee het perspectief op vooruitgang, mensen minder tolerant maakt.¶
Over Annegreet van Bergen
Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.