Hoe serieus moeten we die Ja-maar filosofie eigenlijk nemen? De technieken die je beschrijft, lijken toch heel sterk op die van de provocatieve coaching en de Rationele Effectiviteitstraining? Je wilt mensen uitdagen anders naar de werkelijkheid te kijken.
Je mag de Ja-maar filosofie best heel serieus nemen, hoor. Natuurlijk zijn er overeenkomsten met de provocatieve coaching en RET, uiteindelijk wortelen ze alle drie in de cognitieve psychologie. De Ja-maar filosofie voegt daar nog de woorden ‘ja-maar’ en ‘ja-en’ aan toe. Daardoor worden gedachten en ideeën op taalniveau aan elkaar gekoppeld en wordt voor veel mensen kennis ontsloten die normaal gesproken alleen onbewust aanwezig is. De woorden ‘ja-maar’ en ‘ja-en’ helpen je patronen te herkennen, zeggen iets over hoe jij de werkelijkheid ziet. En daarmee kun je vervolgens iets. Tenminste, als je dat wilt. En dat zijn er gelukkig nogal wat hoor. In de afgelopen jaren hebben ruim 350.000 mensen onze shows en workshops bijgewoond; sommigen zelfs meerdere keren. Om nog maar te zwijgen over al diegenen die in de loop van de tijd mijn boeken hebben gelezen.
Wat voor mensen zijn dat?
Mensen die bereid zijn tot nadenken, die het leuk vinden zichzelf af en toe lastige vragen te stellen en in de war te zijn. Alleen dan kom je namelijk tot persoonlijke groei. Juist in onzekere tijden hebben wij mensen van nature de neiging tot teveel ge-ja-maar. Alles verzet zich namelijk tegen de werkelijkheid. De ‘Ja-maar filosofie’ leert je juist te accepteren. Erken de werkelijkheid en doe er vervolgens wat mee. ‘Omdenken’ noem ik dat in mijn nieuwste boek.
Toch schrijf je in Ja-maar, wat als alles lukt? dat een ja-maar houding op zich helemaal niet verkeerd hoeft te zijn; in sommige situaties is zij zelfs beter dan ‘ja-en’ en ‘nee-want’. In feite hebben ze alle drie hun waarde en leef je pas echt effectief als je balans weet te bewaren.
Dat klopt. Het gaat inderdaad om balans en soms is ‘ja maar’ inderdaad de meest adequate reactie op de werkelijkheid.
Je hebt na beide ‘Ja-maar boeken’ nu ook een ‘Ja-maar spel’ op de markt gebracht: twee doosjes met speelkaarten, een met Levensvragen en een met Dilemmakaarten. Ik vroeg me af of de handleiding niet wat summier is. Ik kan me voorstellen dat enige kennis van de Ja-maar filosofie noodzakelijk is om dit spel te kunnen spelen zoals het bedoeld is.
Ja, misschien wel. Maar ik heb er bewust voor gekozen er niet een heel boekwerk bij te leveren. Speel het maar, ontdek de mogelijkheden.
Met alle gevolgen van dien. Ik speelde het spel onlangs met een groep managers-in-opleiding tijdens een tweedaagse over persoonlijk leiderschap. Dat lijkt me toch een perfect kader voor dit spel. Een van de cursisten, een mevrouw van een jaar of vijfenveertig, stelde zich de vraag of ze er verstandig aan had gedaan zich voor deze opleiding in te schrijven. Ze trok een Dilemmakaart, die haar vertelde: ‘Nee, je zal er onder bezwijken.’ Die mevrouw is vervolgens de hele avond van slag geweest.
Dat is toch fantastisch, als ze tenminste ook iets met dat antwoord gedaan heeft. Dat moet je wel willen.
Maar de moraal van het verhaal mag toch zijn: het helpt als je kennis genomen hebt van de Ja-maar filosofie voordat je gaat spelen?
Natuurlijk helpt het. Als je de filosofie kent, weet je wat je te wachten staat. Die kaarten zijn erg direct. Ze zeggen onomwonden: doe het wel of doe het niet. De ervaring leert dat daardoor niet zozeer nieuwe kennis wordt toegevoegd maar dat er verschuivingen in onze interne wereld plaatsvinden, zodat kennis die daar onbewust aanwezig is manifest wordt. Oliver Sacks, die onderzoek doet naar het gedrag van mensen met mentale aandoeningen, beschrijft ergens een man die over uitstekende verstandelijke vermogens beschikt maar een beschadiging heeft opgelopen aan het intuïtieve deel van zijn hersenen. Op een dag moet hij naar de tandarts, maar hij kan niet besluiten hoe daarheen te gaan. Hij maakt daarom een kosten-batenanalyse zodat hij uiteindelijk het beste een vervoermiddel zal kunnen kiezen. Dit leidt ertoe dat hij uiteindelijk helemaal niet gaat. De moraal van het verhaal is dat je verstand je enorm kan blokkeren. Het is met name je intuïtie die het wát, hoe en óf bepaalt. Dat proberen de kaarten duidelijk te maken.
En dat kan heel ontluisterend zijn.
Het is maar hoe je het bekijkt. Voor sommige mensen is dat juist heel verrijkend. Ik heb ooit een filmscene gezien waarin dat heel treffend weergegeven werd. Een man twijfelt erg of hij bij zijn partner wil blijven. Nu wil het geval dat er op de voordeur van zijn buurman een bordje hangt waarop ‘psychiater’ staat. Op een dag worden zijn twijfels hem te veel en in paniek belt hij bij zijn buurman aan. Wilt u mij helpen, vraagt de man. Hij mag binnenkomen en ze praten urenlang, tot de buurman zegt: u twijfelt er niet aan of u bij uw vrouw wilt blijven, uw probleem is juist dat u niet bij uw vrouw dúrft te blijven. Dankbaar neemt de man afscheid. Wat ben ik blij dat ik een psychiater als buurman hebt, zegt hij. Maar ik ben helemaal geen psychiater, antwoordt de buurman. Dat bordje hing er nog toen ik hier kwam wonen. Ik ben loodgieter. In feit is dit een perfecte metafoor voor de bedoeling van mijn kaartenspel.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.