Hoe verhoudt dit boek zich tot Nieuwe Business Modellen. Dat is toch een heel praktisch boek met een prima theoretisch fundament. En dan nu toch weer een nieuw werkboek.
Die vraag moet ik in een wat ruimere historische context beantwoorden. In 2010 begonnen we voorzichtig met een eerste publicatie: Duurzaam Denken Doen (‘Inspiratieboek voor onze gezamenlijke toekomst’). Dat boek heeft de basis gelegd voor het nadenken over de vraag: wat doen groepen in de samenleving als ze samen bepaalde dingen naar zich toetrekken en gaan organiseren? Wat gebeurt er bijvoorbeeld als de mensen in de wijk samen hun voedsel gaan regelen? In 2014 heeft dat met wat tussenstappen geleid tot Nieuwe Business Modellen (‘Samen Werken aan Waardecreatie’). Dat was eigenlijk de lancering van het begrip Nieuwe Business Modellen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we toen nog niet zo goed wisten wat dat begrip betekende, maar het bekte wel goed. Nu, zes jaar later, kan ik dat veel beter uitleggen. Ondertussen waren dat wel enorm succesvolle publicaties. Van Duurzaam Denken Doen werden zo’n 18.000 exemplaren verkocht, van Nieuwe Business Modellen ongeveer 15.000. Dan mag je dus met recht spreken van bestsellers. Eigenlijk kwam daarna het idee van de circulaire economie op en daar zit het grootste verschil: in Nieuwe Business Modellen hebben we het over niet helemaal volwassen concepten, zoals meervoudige waardecreatie. Maar twee dingen zijn daarin niet meegenomen: het feit dat we leven in een wereld vol met mogelijkheden die we amper benutten. De afgelopen zes jaar hebben we zich dat zien ontwikkelen tot wat we nu ‘platform business modellen’ noemen. Of het nu gaat over tractoren, kamers, ict-scans, kopieerapparaten: de technologie heeft ons geholpen dat in te zien. Je kan het ook zo zeggen: de sharing economie voor een paar types met groene sokken aan, is volwassen geworden. En over de circulaire economie ging het toen helemaal nog niet.
Dus daarom was dit nieuwe boek nodig?
Klopt. De afgelopen jaren hebben we met verschillende teams gewerkt aan het ontwikkelen van business modellen en uiteindelijk zien we nu in de maatschappij drie grote clusters van business modellen: platformen, community based en circulair. Dat had ik zes jaar geleden niet zomaar even aan u verteld. En pas op, dit is niet zomaar een gedachtespinsel; ik kijk gewoon om me heen, ik zie allerlei onderzoeken en ik zie dat ontstaan en volwassen worden.
Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er een bepaalde teleurstelling in uw boek doorklinkt. U lijkt het beeld van een samenleving in verwarring te schetsen. Het oude voldoet niet meer, maar het nieuwe voelt nog lang niet vertrouwd genoeg.
Ik weet niet of u mijn Duurzame Troonrede heeft gezien. Ik heb onlangs een verhaal mogen houden in Nieuwspoort, waarin ik juist die samenleving geschetst. We hebben de mondvol van de noodzaak tot verandering. De wereld om ons heen vraagt daar ook om, maar als we kijken naar hoe we de infrastructuur van die maatschappij verbouwen – daarmee bedoel ik de ‘hardware’ als tunneltjes en fietsbruggetjes, maar de ‘software’, zoals accounting – dan doen we niet die dingen die voor een circulaire economie nodig zijn. Er gebeurt geen fuck.
Als uw boeken zo goed verkocht zijn, bij wie zijn die dan terecht gekomen? En belangrijker nog: wie hebben ze gelezen?
Om te beginnen worden ze vooral veel bij opleidingen gebruikt. Dat verwachten we ook van het nieuwe boek. Onlangs is al een opleiding gestart die ermee gaat werken. Verder wordt het veel door consultants gebruikt. De derde groep, maar die is veel kleiner, wordt gevormd door directeuren, dga’s enzovoorts.
Moeten we dan maar hopen op een na-ijlend effect: pas als de studenten van nu de ceo’s van morgen geworden zijn, is echt effect van uw boeken te verwachten?
Nou, niet helemaal. Want we zien tegelijkertijd het idee van een platform business model in zes jaar tijd volwassen worden. Zes jaar geleden kwamen we nog niet veel verder dan: ‘Mag ik jouw grasmaaimachine lenen?’ Oh oh, wat waren we toen groen bezig. Nu zien we overal volstrekt volwassen modellen. Dus nee, zo formuleer je het te cynisch. Het beter benutten van wat we hebben, want dat is het, wordt razendsnel volwassen. Daar zien mensen ook het economische profijt van. Want dat is het grote verschil: platform businessmodellen zorgen ervoor dat je minder hoeft te maken, maar kan je met bestaande infrastructuur uitvoeren. Voor de circulaire economie ligt dat anders. Daar kan je lekker over lullen, maar als de Virgin olie goedkoper is dan gerecycled plastic, dan blijven we gewoon olie gebruiken. Dat past beter in het gehanteerde businessmodel.
U beschrijft onder meer drie zogenaamde leidende beginselen: verduurzamen, circulariseren en inclusiviteit. Die lijken vooral geschikt voor profit, maar minder voor non-profit. Zijn ze daar inderdaad moeilijker toepasbaar?
Eerlijk gezegd maak ik in mijn hoofd dat onderscheid niet. Voor mij is het een gedateerd onderscheid en u komt het in mijn boeken ook nergens tegen. Als je het hebt over circulariteit, dan maakt het idee dat je bezig ben in een van deze sectoren niet meer zo veel uit. Ik merk trouwens dat ik hier nog nooit over nagedacht heb.
Laat ik het dan zo formuleren: is er in het onderwijs, in de zorg of bij overheden meer ‘vertaalwerk’ nodig dan in het bedrijfsleven?
Als ik dan toch even met u meega, dan zie ik inderdaad not for profit organisaties als provincies en gemeenten worstelen met de vraag: wat moeten wij bijdragen aan dit soort business modellen? Inclusiviteit komt bij hen nog wel gemakkelijk op de agenda, maar circulair inkopen, daarmee hebben ze heel veel moeite. Als u dat bedoelt met vertaalwerk, dan kan ik daar wel in meegaan. Maar ik trek geen streep in het zand.
U spreekt de verwachting uit dat het decennium 2020-2030 wel eens de periode van ‘de Grote Maatschappelijke Verbouwing’ kan worden. Wat moeten we daaronder verstaan?
In mijn troonrede heb ik zeven transitiethema’s genoemd. Ik wil daarmee duidelijk maken dat we nu het tijdperk van het knutselen in pilots en kleine projectjes achter ons zouden moeten laten en toe moeten naar grote, geschaalde projecten. Dat als je wil dat deze thriven, je dus ook onze fiscale en juridische infrastructuur daarop zal moeten aanpassen. Concreet: we hebben nu in de accounting het centrale principe van afschrijving. Als je naar een circulaire economie wilt, dan moet je dat principe vervangen door het principe van waardebehoud en moet je dus ook gaan boekhouden op waardebehoud. Als je dat aan een zaal vol boekhouders voorhoudt, zeggen die: we snappen wel wat je bedoelt, maar dan zet je wel de wereld op zijn kop. Nog zo’n principe: in Nederland is sprake van toenemende inkomensongelijkheid. Laat je dat bestaan, dan is er een heel grote groep mensen, echt meer dan een miljoen, die aan alles wat je aan duurzame maatregelen voorstelt, niet kunnen meedoen. Er is gewoon sprake van armoede. Daarom stel ik voor dat we eindelijk dat idee van een basisinkomen invoeren en dat we daarmee de administratieve last verminderen. Zo waren er nog vijf thema’s.
Wat is er nodig om die maatschappelijke verbouwing op gang te krijgen?
Als ik heel scherp ben, dan zie ik nu een regering die probeert door progressief te praten vooral conventioneel te doen en de status quo op alle mogelijke manieren intact te houden. Zie bijvoorbeeld het Wobke Wiebes-fonds. Dat wordt met elan gebracht, maar als je er kritisch naar kijkt, is het per jaar even veel als wat er straks misschien aan de KLM uitgegeven wordt. Dan is mijn vraag: wat wil je precies met vijf miljard per jaar verbouwen? Als je toe wilt naar een waterstofstructuur, dan zal je minimaal dat bedrag gedurende tien jaar moeten neerleggen om te komen tot een volwassen infrastructuur; en waarschijnlijk nog veel meer. Ik vind dat deze regering een neoliberale babbelbox blijft en dat er heel weinig daadwerkelijk verandert. We maken een fondsje hier en we plakken een cultureel pleistertje daar. That’s it.
We houden de status quo dus gewoon zoals die is.
Dat is bot geformuleerd waar het op neerkomt. Ik vind dat we een klein beetje door die bedragen heen moeten kijken. Het is toch te triest voor woorden dat de culturele sector bijna naar de kloten gaat en vlak voor Prinsjesdag wordt er nog iets van 135.000.000 euro gevonden! Ik zie geen overheid die zegt: alles overwegende, denken wij dat de toekomst waterstof heet en we gaan tien jaar lang vijf miljard per jaar in een waterstofinfra stoppen. Dan maak je tenminste een keus. Daar kan je van alles van vinden, maar dan hebben we tenminste weer route. Rutte neemt toch geen route, ook niet in duurzaamheid! Hij is een ernstige opportunist.
Wat hoopt u dan bereikt te hebben met die duurzame troonrede?
We denken veel te oppervlakkig na over de vraagstukken waar we voor staan. Dus we gebruiken wel woorden als ‘transitie’, lees er de beleidsstukken maar op na, maar we verbinden daar niet de consequentie aan dat we ook structureel aan een ander systeem moeten gaan werken. Er wordt een woordlaagje opgeplakt, maar daaronder houden we de status quo intact. Het is een heel charmante manier van greenwashing, zoals ze in de jaren ’80 zeiden. Dus als u mij vraagt waar ik over tien jaar hoop te staan… Ik had gehoopt dat Covid mensen had aangezet tot daden. Zo van: we hebben er veel over gepraat, nou gaan we het ook doen. Maar ik ben bang dat we ondanks alles blijven hangen in waar we waren.
‘Keep te faith’ moet voor u geen eenvoudige opgave zijn.
Dat valt mee hoor. Ik ben nu vijfentwintig jaar bezig en ik heb een kritisch maar ook mild geloof in het feit dat we geen andere mogelijkheid hebben dan systematisch te bouwen aan die verandering. Dat is eigenlijk ook al de boodschap van het boek dat ik samen met Marco de Witte heb geschreven, De kern van veranderen, alleen dat boek richtte zich alleen op verandering van organisaties. Als ik nu een boek zou schrijven, zou dat een boek zijn over de verandering van waardeketens en de verandering van systemen. Want daar zit de crux. Als ik het heb over accounting, heb ik het niet over een boekhoudertje of over het aanpassen van een belastingmaatregel, maar over de verandering van het systeem. Als we elkaar over tien jaar weer tegenkomen, hoop ik dat we dat gerealiseerd hebben. Maar iemand moet beginnen met te zeggen dat het systeem moet veranderen. En dan moeten we dat ook doen. Dus als mijn boeken ergens toe moeten leiden, dan is het dat mensen zeggen: shit, daar heb ik nog nooit zo over nagedacht.
Over Bert Peene
Bert Peene werkte jarenlang als kerndocent bij IMAGO Groep, Via Vinci Academy en C-Lion, opleiders voor het onderwijs. Daarnaast voerde hij als zelfstandige opdrachten op het gebied van organisatieontwikkeling uit in profit en non-proft. Tegenwoordig werkt hij als free lance docent en schrijft hij voor diverse bladen over managementliteratuur.