U ziet burn-out als een toestand van ernstige uitputting en overbelasting waarbij iemand ziek thuiszit: het eindstadium van te veel stress.
In elke definitie van burn-out komt het woord stress voor – zelfs de Wereldgezondheidsorganisatie noemt het een stressgerelateerd fenomeen. Wat het ingewikkeld maakt, is dat het als eindstadium niet echt heel scherp wordt beschreven. Als mensen de term burn-out gebruiken, dan bedoelt iedereen waarschijnlijk net iets anders. De gedeelde noemer is dat het te maken heeft met stress en overbelasting. Maar voor burn-out als aparte aandoening is maar zeer beperkt wetenschappelijke bewijs. Niemand kan burn-out betrouwbaar vaststellen, terwijl toch bij een groot aantal mensen zeer veel leed veroorzaakt en de Nederlandse maatschappij jaarlijks miljarden kost. Zo lang je niet weet wat burn-out is, zullen we er geen grip op krijgen en geen nieuwe behandelingen kunnen ontwikkelen. De behandeling van burn-out laat men nu over aan de vrije markt. Dat past bij burn-out als heterogeen fenomeen. Op internet stuit je daarom op advertenties in de trant van: ‘Binnen honderd dagen helpen wij je van je burn-out af’. Voor depressie zijn er geen partijen die beloven je in een zelfde tijdsbestek van je depressie af te helpen. Burn-out is een minder stigmatiserende term wellicht, en meer geaccepteerd dan depressie: je bent strijdend ten onder gegaan. Maar omdat iedereen er iets anders mee bedoelt, is niemand echt eigenaar van burn-out. Dat zorgt voor een gefragmenteerde aanpak met een wankele wetenschappelijke basis. De huisarts doet er iets aan, net als de verzekeringsarts en de psycholoog. Daarnaast heb je een contingent aan mensen in de vrije sector die kortetermijnoplossingen aandragen voor een burn-out. Ik plaats daar de nodige vraagtekens bij. Als we burn-out niet betrouwbaar kunnen vaststellen – hoe weten we dan wat werkt? Het gevolg is dat iedereen zijn eigen visie heeft, en die visies lopen vaak erg uiteen
Wat kun je als werkgever doen om burn-out te voorkomen?
Onlangs schreef ik met een breed consortium een onderzoeksvoorstel om binnen organisaties stressklachten vroeg te signaleren en daar iets mee te doen. Met de intentie te komen tot een vorm van ‘shared decision making’. De werkgever gaat met de medewerker in gesprek, zegt bij hem een rood vlaggetje te zien en vraagt wat er aan de hand is. De werknemer geeft bijvoorbeeld aan mantelzorger te zijn en daar moeite mee te hebben. Zijn baas kan voorstellen veranderingen door te voeren in de werksituatie, zodat de medewerker meer ruimte krijgt. Door als werkgever proactief te handelen, voorkom je dat mensen over het randje gaan en een jaar overspannen thuis zitten. Wees dus alert op medewerkers die minder goed in hun vel zitten, ga met ze praten en neem samen passende maatregelen. Werk is een belangrijk onderdeel van iemands leven. Toon daarom waardering voor medewerkers, zorg dat ze zich thuis voelen in het bedrijf en bied ze perspectief. Als dat ontbreekt, vertrekken mensen of krijgen ze last van spanningen. Bovendien kan een werkgever in een vroeg stadium ook iets doen aan de organisatie van werk als dat mensen veel stress oplevert. De werkgever is net zo verantwoordelijk als de werknemer.
U stelt voor te stoppen met de onzinnige term burn-outklachten.
Inderdaad, ze zeggen namelijk niets over het ontstaan van een burn-out. Burn-outklachten zijn lichte stressklachten die veel mensen hebben en vaak vanzelf overgaan. Het gaat hier om een normale reactie op een soms stressvolle omgeving. Burn-outklachten hebben weinig met burn-out te maken: iemand met burn-outklachten maakt niet meer kans om met een burn-out ziek thuis te komen zitten. Het woord burn-out heeft een enorme aantrekkingskracht, misschien dat daarom de term burn-outklachten zo populair is. Elk jaar verschijnen publicaties waarin wordt becijferd dat ongeveer één op de zes Nederlanders last heeft van burn-outklachten – een enorm grote groep. Burn-outklachten gaan bijna altijd over de antwoorden op vijf vragen over vermoeidheid en uitputting. Die vragen komen uit de meest gebruikte burn-out vragenlijst, de Maslach Burn-Out Inventory. Wanneer heb je officieel burn-out klachten? Als je gemiddeld enkele keren per maand moe opstaat, leeg bent aan het einde van de werkdag of je emotioneel uitgeput voelt. Maar wat betekent dit? Niemand die het precies weet en dat maakt elke discussie over burn-out klachten erg ingewikkeld. Je hebt meer gegevens nodig over iemands omstandigheden, achtergrond en voorgeschiedenis om wetenschappelijke conclusies te kunnen trekken – juist de context is belangrijk om de antwoorden op dit soort vragen over vermoeidheid te interpreteren en te begrijpen. Het is veel accurater te zeggen dat één op de zes Nederlanders gemiddeld vaker dan een paar keer per maand lichte stressklachten heeft. Natuurlijk is het goed iets met deze klachten te doen, maar ze leiden zeker niet tot een burn-out. Stop daarom zowel met het gebruik van de term burn-out klachten als met de jaarlijkse rapportages, omdat we niet weten waar we het over hebben. Veel effectiever is het om een ‘landelijke stressbarometer’ op te starten. Je meet de stresslevels, bestudeert de oorzaken van stress en bekijkt welke groepen in de samenleving het meest kwetsbaar zijn – rekening houdend met de actuele context waarin ze wonen, leven en werken. Ik noem hier als voorbeelden de toeslagenaffaire en de aardbevingen in Groningen die aanzienlijke stress hebben veroorzaakt bij alle betrokkenen. Omdat in deze gevallen de context bekend is, ben je beter in staat deze mensen een werkzame behandeling aan te bieden.
Waarom kent burn-out als diagnose grote problemen?
Omdat er geen betrouwbare manier is om burn-out vast te stellen. Huisartsen gaan er heel pragmatisch mee om; ze hoeven niet formeel een burn-out diagnose vast te stellen. Hun aanpak is praktisch, focust op het vinden en behouden van structuur na te veel stress en stimuleert het ontplooien van activiteiten. In mijn boek In de ban van burn-out heb ik me voorgedaan als een manager met burn-out die op zoek was naar mogelijke behandelingen voor een burn-out. Wat je aantreft, is een wildgroei aan allerlei oplossingen die stress en burn-out moeten tegengaan. Ik vond de adviezen van ‘nieuwe’ hulpverleners bijzonder shockerend. Ze varieerden van rust nemen, minder werken tot gezond eten, of langdurige opnames. Juist omdat we niet weten wat burn-out precies is, kunnen ze zichzelf als expert etaleren en behandelmethodes hanteren waarvoor wetenschappelijk bewijs ontbreekt. Hoe je een burn-out dan wél moet aanpakken blijft onduidelijk – er zijn weinig bewezen effectieve behandelingen. Voor veel interventies, of ze zich nu richten op het individu of de werkgever, bestaat geen overtuigend bewijs dat ze werken. De reden hiervoor is dat de behandeling van burn-out nooit adequaat is onderzocht. Goed onderzoek ontbreekt omdat niemand precies weet wat burn-out is. Bij alles wat we nu burn-out noemen, is het de vraag waar we over praten. Dat weten we dus echt niet goed. Ik denk dat een deel van de mensen een depressie heeft, maar ook een deel lichte stressklachten die vanzelf verdwijnen. Anderen kampen met angststoornissen en misschien heb je ook een categorie die we nu niet tackelen maar wel uniek zijn voor een burn-out. Maar de kern is: we weten het niet goed. De heterogene groep mensen met de diagnose burn-out krijgt nu allerlei oplossingen aangeboden door leken en professionals waarvan niemand kan zeggen of ze helpen of niet. We zitten in een patstelling en komen daar alleen uit door terug te gaan naar de basis en eerst uit te zoeken wat burn-out precies is. Als je dat weet, kun je er grip op krijgen en onderzoek doen naar preventie. Stel dat veel mensen last hebben van hun arm en we noemen dit ‘arm-out’. Bij sommigen is de arm gebroken, anderen hebben een tenniselleboog of zenuwpijn. Deze arm-out is wijdverbreid en wordt beschouwd als een groot maatschappelijk probleem. Dan moet je er als samenleving dus wel iets aan doen! Als we dit van zo’n arm-out zeggen, kan dat ook voor een burn-out. Dat burn-out een psychische aandoening is, maakt het voor mij niet heel anders.
Welke factoren bepalen je gevoeligheid voor stress?
Ieder mens heeft vanbinnen een uniek stressorkest waarin vele musici en allerlei instrumenten samenspelen en dat actief reageert op de omgeving. Ons stressorkest bestaat uit drie instrumentgroepen of ‘lagen’: biologie, psychologie en omgeving. Samen bepalen ze met elkaar hoe we op stress reageren en ook hoe gevoelig we zijn voor stress. Onze biologische stresssystemen met de hormonen cortisol en adrenaline, ons immuunsysteem en onze genen spelen een belangrijke rol in het omgaan met stress. Stressgevoeligheid heeft een genetische basis en de aanleg is daarom deels een kwestie van ‘pech’ of ‘geluk’ – niemand kan zijn eigen genen kiezen. Hoe iemand op psychologisch niveau in elkaar steekt, is ook van invloed op de stressgevoeligheid. Optimistische mensen zijn minder vatbaar voor stress dan piekeraars. Een neurotisch persoon raakt al bij geringe stress uit balans en heeft meer kans op een depressie. De omgeving waarin men leeft, woont en werkt bepaalt ook iemands gevoeligheid voor stress. Ook de omgeving waar iemand eerder leefde, is hierop van invloed. Jeugdtrauma’s, zoals misbruik of verwaarlozing, hebben een negatieve invloed op hoe mensen in het leven staan. Daarnaast kampen ze vaker met overgewicht, hart- en vaatziekten, suikerziekte en overlijden ze vroegtijdig. Traumatische gebeurtenissen uit het verleden hebben dus een direct effect op onze lichamelijke gezondheid.
U stelt dat we meestal goed omgaan met stressvolle situaties. Toch kan het bij iedereen een keer mis gaan.
De meeste mensen zijn van nature best veerkrachtig en goed bestand tegen stress. Ze hebben in het dagelijks leven weinig last van spanningen, zijn vaak zelfs in staat negatieve gebeurtenissen, zoals ziekte, echtscheidingen en ongelukken, te verwerken. Maar bij te veel stress kan iemand ontregeld raken en dan gaat ons stressorkest een beetje vals spelen. Trompetten vallen uit, vioolsnaren knappen en de dirigent legt het stokje neer. Ieder mens heeft een kantelpunt of persoonlijke ‘stressdrempel’, waar de hoeveelheid stress zo groot is dat het je te veel wordt. Het maakt niet uit of je zo’n heftige psychische ontregeling een depressie, burn-out of overspannenheid noemt. De nadruk op stress zorgt ervoor dat we ons minder focussen op burn-out als eindpunt. Het stressorkest bezwijkt onder de aanhoudende druk en daarvan zijn signalen al in een vroeg stadium bij iemand te merken, afhankelijk van het individu. Voordat het kantelpunt wordt bereikt, zie je meestal signalen dat de grens in zicht komt. Iemand kan een angstige, opgejaagde indruk maken, zich erg druk maken om kleine dingen. Mijn advies is daar alert op te zijn, zeker als werkgever, zodat je preventief kunt ingrijpen. Hiermee voorkom je veel extra leed en een langdurig verzuim – iemand met een burn-out is gemiddeld driehonderd dagen uitgeschakeld.
Over Peter Spijker
Peter Spijker is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.nl