De attributen waren in orde: een attacheekoffer, colbert en gekamd haar. Op het oog leek er niets mis met hem. De Italiaans uitziende meneer deed zich voor als een doodgewone forens, die dag in dag uit naar zijn kantoorbaan reist. Overal, en dat was minder gewoon, maakte hij een praatje; met de loketbeambte, de kioskmedewerker en de conducteur. Én zijn vrienden, die midden op de dag – hangend in het portiek – halve liters bier dronken. Inderdaad, de Italiaan was dakloos, zoals dat heet. Maar je zag het er niet, niet direct althans, aan af.
Zelfbenoemde perronopzichters
Van dit soort zelfbenoemde ‘perronopzichters’ zijn er meer. Ik dacht aan deze Italiaan toen ik vorige week het boek ‘Van miljonair tot krantenjongen’ uit de schappen viste. Op de cover een verlaten perron, in de verte een man in pak en op de voorgrond, liggend op een bankje, óók een man in pak. Zijn koffer gebruikend als kussen.
Sander de Kramer, auteur van het boek en oud-hoofdredacteur van de Straatkrant, is een van de weinigen die het voorrecht heeft deze mensen te kennen. Uit oprechte nieuwsgierigheid heeft hij zelf een periode op straat geleefd. De Kramer weet wat daklozen in hun plastictassen (of een enkele keer een koffer) dragen. Geen paparassen, geen agenda, maar hun ziel.
‘Bizarre levensverhalen van de straat’, luidt de ondertitel van het boek Van miljonair tot krantenjongen. Een eufemisme, naar mijn mening, van de portretten waar hij de argeloze boekenklant mee confronteert. De vragen die ik niet aan de Italiaanse ‘perronopzichter’ durfde te stellen, worden in dit boek beantwoord door zijn lotgenoten. Pech, genadeloze pech; dát is eigenlijk wat de aan lager wal geraakten gemeen hebben. Maar ook niet meer dan dat, want de verhalen zijn zo divers dat ik eerder zou willen spreken van een afspiegeling van de samenleving. Een gebroken spiegel, dat wel.
Het weggeslagen gezicht
Bizar is in ieder geval het verhaal van Tom Bergmeijer, geboren in 1954 te Heerlen. Naar eigen zeggen zag hij er vroeger uit als The Fonz, een stoere bink, die bijzonder in trek was bij de meiden. Ook op school ging het hem voor de wind, en al op jonge leeftijd kreeg hij – na in twee studierichtingen te zijn afgestudeerd – een verantwoordelijke functie bij een zorginstelling. De hobby van zijn vriendin, antieke poppen oplappen, maakte de ondernemer in hem los. Het geld stroomde binnen toen zij een methode uitvonden om nieuwe poppenkleertjes er als antiek uit te laten zien. ‘We konden ons geluk niet op. Het geld kwam met bakken tegelijk binnen, we hadden een mooi huis midden in het bos en we hadden ook nog eens zúlk leuk werk dat je het eigenlijk geen werk kon noemen.’
In de vroege uurtjes van 8 augustus 1988 sloeg, ‘totaal onverwachts’, het noodlot toe. Tom en zijn vriendin twijfelden de avond ervoor of ze wel fit waren voor een feestje van hun vriend. Ze gingen toch, en zijn vriendin reed terug. In de auto, het was inmiddels half vier in de ochtend, ruzieden ze wat over de paar borrels die zijn vriendin op had. Hoewel Tom zich alleen zorgen maakte over een eventuele alcoholcontrole, werd hij slachtoffer van een verschrikkelijk auto-ongeluk. ‘Tom was tijdens de aanrijding zo gruwelijk hard met zijn hoofd tegen de rand van het dashboard geslagen, dat zijn gezicht, van z’n voorhoofd tot aan z’n kin, compléét was weggeslagen. Omdat allebei zijn oogkassen waren versplinterd, hingen Toms ogen, als lepels, langs wat over was van zijn gelaat.
Overladen met schuldgevoelens nam zijn vriendin, die wonderwel niets mankeerde, de maanden erna de rol op zich van persoonlijk verzorgster. ‘De man van staal’, zoals De Kramer de ongelukkige noemt, herstelde van een coma, vele operaties, maar de hoofdpijnen hielden aan, ondraaglijke pijnen die hij – ten einde raad – besloot te bestrijden met heroïne. Zijn relatie liep op de klippen en ‘van de knappe, sterke en stoere ‘Hollandse Fonz’ was niets meer over dan een verslaafd, depressief en gefrustreerd hoopje mens’. Zijn buitensporige drugsgebruik had hem zo diep in de schulden gebracht, dat hij alles kwijtraakte. ‘Tom was veroordeeld tot een zwervend bestaan’, schrijft De Kramer. ‘Overdag slenterde hij, met z’n ziel onder de arm, over straat.’
Met alcohol weggespoeld verdriet
De andere pechverhalen die De Kramer in de goot aantrof gaan over in rook opgegane jongensdromen, ondraaglijke verliezen, op latere leeftijd opkomende psychoses en verkeerd afgelopen ondernemersrisico’s. Hoe meer verhalen je leest, hoe minder je de daklozen als losers ziet. Niet hun vermeende zwakte of luiheid maakt de zwervers tot zwervers, maar - weinig uitzonderingen daargelaten - ongeluk, verlies en pech. Het verdriet daarover spoelden, snoven of spoten zij weg met alcohol of drugs. Mensen die de maatschappij zijn ontglipt; een maatschappij van vroeg op, post openmaken, rekeningen betalen en werken voor je geld. Dagelijkse dingen die aan hun aandacht ontschoten, want hun grootste vaste last was niet meer hun huur of hypotheek, maar het verlies van alles waar zij aan hechtten. Het ondraaglijke verlies van hun leven.
Idealen die hem de das om deden
Een uitzondering is Salvatore Vaccaro. Hij heeft zijn miserabele bestaan volkomen aan zichzelf te danken. Het waren zijn idealen die hem de das om deden. Als werknemer bij de Fiat-fabriek in Turijn nam hij ontslag toen de autofabrikant in 1985 besloot om militaire tanktransportwagens te gaan produceren. Een keerpunt in zijn leven, voortaan zou hij als pacifist ‘de wereld gaan redden’. In de nacht van 9 op 10 augustus 2005 maakte hij het wel erg bont. Hij klom over het hek van de vliegbasis in Woensdrecht en maakte met een slopershamer twee F16-gevechtsvliegtuigen onklaar. De hamer waarmee hij de toestellen heeft bewerkt, zo meldt een actiesite, zou hij speciaal hebben gehaald in Assisië, de geboorteplaats van de heilige Franciscus, die veel mensen inspireert tot vredesacties. De stukgeslagen kernraketvliegtuigen beplakte Salvatore met kindertekeningen. ‘Als symbool voor leven versus de dodende kracht van F16’s.’ Zijn vredesdaad werd bestraft met een boete van 750.000 euro. ‘Een bedrag dat hij niet kan en wíl betalen’, schrijft De Kramer. ‘Sindsdien zwerft Salvatore blootsvoets door het land. Gekleed in de kleur van de vrede: wit. Zijn eten krijgt Turi van diverse winkeliers, die hem beschouwen als een held.’
De trouwjurk in de plastic tas
De andere portretten, met name die van licht verstandelijk gehandicapten en psychiatrisch patiënten, zijn zo bizar, dat medelij plaats maakt voor een lach. Jacqueline Albers, bijvoorbeeld, heeft altijd een bruidsjurk bij zich. In een plastic tas. Voor het geval dat ze op een zekere dag de ware Jacob tegen het lijf loopt. Tragischer is dat ze iedereen te goeder trouw is, ook de discipelen van de ‘kopen-op-kredietmarkt’. De Kramer: ‘Sommigen hebben meer dan honderd telefoonabonnementen op hun naam staan, omdat de reclame beloofde dat de telefoon gratis was.’
De etappe van onderkant naar bovenkant
Of neem Willem Koopman. ‘Eén van de meest belovende wielertalenten die Nederland ooit heeft gekend’, zo introduceert De Kramer deze dakloze. Het lot bepaalde echter anders. Willem raakte in een psychose en kwam er nooit meer uit. ‘Sindsdien fietst hij dag én nacht op een oude, gammele fiets rondjes door Rotterdam. Willem ziet het als zijn taak om de stadsgrenzen te beschermen. Want hij weet zeker dat, vroeg of laat, de Romeinen de stad zullen aanvallen.’ Het is het verhaal van de wachter die de sleutel tot de stadspoort, het burgerlijk bestaan, is verloren. De gevallen wielerkampioen die te uitgeput is om de etappe van onderkant naar bovenkant van de samenleving te rijden.
Problemen voor de deur, liefde door het raam naar buiten
Zijn deze mensen nog te redden? Waarom lukt het toch niet altijd met begeleid wonen projecten, sociale werkplaatsen, budgetteringscursussen, resocialisatieprogramma’s en reïntegratiecoaches? Goede bedoelingen, subsidies en hulpverleners te over. Geert van de Berg, een ex-ondernemer die vier miljoen gulden per jaar omzet draaide, failliet ging en dakloos werd, haalt een gezegde aan. ‘Problemen voor de deur, de liefde door het raam naar buiten.’ Het ongrijpbare waar geen beleidsprogramma tegenop gewassen is, niet in geld uitgedrukt kan worden, maar blijkbaar wel nodig is om grip op het leven te houden – en terug te krijgen.
Over Steven de Jong
Steven de Jong is zelfstandig redacteur (Stevenschrijft.nl) en schrijver van de roman Bezorgde burgers (Lebowksi). In 2023 reageerde hij, namens Stichting Support Stotteren en Start Foundation, op tachtig vacatures met de vraag of de functie ook openstaat voor gekwalificeerde kandidaten die stotteren. Een ontluisterende verkenning waarvan hij verslag doet in De kracht van het verschil (Durden).