Otto Marres is advocaat bij Linklaters in Amsterdam. Voort is hij verbonden aan de Universiteit van Amsterdam als universitair docent internationaal belastingrecht en Europees belastingrecht en is hij annotator van BNB.
Meer over de auteursHoofdzaken belastingrecht
E-book Pdf met watermerkbeveiliging Nederlands 2019 21e druk 9789054548065Samenvatting
In dit boek worden de hoofdzaken van het Nederlandse belastingrecht en de grondbeginselen van het internationale en Europese belastingrecht behandeld.
De volgende onderwerpen komen in Hoofdzaken belastingrecht aan bod:
- formeel belastingrecht;
- inkomstenbelasting;
- loonheffingen;
- vennootschapsbelasting;
- dividendbelasting;
- internationaal en Europees belastingrecht;
- omzetbelasting;
- erf- en schenkbelasting;
- belastingen van rechtsverkeer;
- belastingen van lokale overheden;
- Wet waardering onroerende zaken;
- verhouding tussen vennootschappelijke jaarrekening en fiscale aangifte.
Specificaties
Lezersrecensies
Over Suzanne Mol-Verver
Over Hein Vermeulen
Inhoudsopgave
Afkortingen 23
0 Inleiding 27
0.1 Overheidsinkomsten en -uitgaven 27
0.2 Belastingen 29
0.3 Free riders-probleem; controle en opsporing 31
0.4 Financieringsfunctie en instrumentele functie van belastingen 33
0.5 Belastingmix 34
0.6 Structuur en indeling van belastingen 36
0.7 Heffing en invordering 38
0.8 Belasting(rechts)beginselen 39
0.9 Materieel en formeel belastingrecht 42
1 Formeel belastingrecht 43
1.1 Het legaliteitsbeginsel 43
1.2 Materiële en formele belastingschulden 45
1.3 Wijzen van heffing ingevolge de AWR 45
1.4 Hoofdstuk III AWR: Heffing van belasting bij wege van aanslag 46
1.4.1 Navordering (art. 16) 47
1.5 Hoofdstuk IV AWR: Heffing van belasting bij wege van voldoening of afdracht op aangifte 49
1.6 Verplichtingen ten dienste van de belastingheffing in de AWR 50
1.7 Omkering van de bewijslast in de AWR 51
1.8 Bestuurlijke boeten in de AWR 52
1.8.1 Karakter van de bestuurlijke boete 53
1.8.2 Bestuurlijke boeten in de fiscaliteit 53
1.8.2.1 Daderschap 55
1.8.3 Grove schuld en opzet 55
1.8.4 Vormvereisten en rechtsbescherming 56
1.9 Bezwaar 57
1.9.1 Dwangsom 60
1.10 Beroep 61
1.11 Hoger beroep 63
1.12 Beroep in cassatie 63
1.13 Algemene beginselen van behoorlijk bestuur 65
1.14 Artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM 69
1.15 Fiscaal strafrecht 70
1.16 Invordering 72
1.17 Fraus legis 75
2 Inkomstenbelasting 81
2.1 Algemeen gedeelte 81
2.1.1 Subject 81
2.1.1.1 Binnenlands belastingplichtigen 82
2.1.1.2 Buitenlands belastingplichtigen 83
2.1.1.3 Individuele belastingplicht 83
2.1.1.4 Inkomsten van minderjarige kinderen 83
2.1.1.5 De partnerregeling 84
2.1.1.6 Inkomsten van de belastingplichtige en zijn fiscaal partner 85
2.1.2 Object 85
2.1.2.1 Bron van inkomen 86
2.1.2.2 De drie boxen 87
2.1.2.3 Bronnenvolgorde 90
2.1.2.4 De persoonsgebonden aftrek 90
2.1.3 Tijdstip van genieten van het inkomen 91
2.1.4 De verschuldigde inkomstenbelasting 92
2.1.4.1 De tarieven 92
2.1.4.2 De heffingskorting voor de inkomstenbelasting 94
2.1.4.3 Verliesverrekening 94
2.1.4.4 Middeling 95
2.1.5 De wijze van heffing 96
2.2 De ondernemer in de inkomstenbelasting 96
2.2.1 Wie geniet winst uit onderneming? Ondernemer en medegerechtigde 96
2.2.1.1 Ondernemer en medegerechtigde 96
2.2.1.2 Onderneming 97
2.2.1.3 Ondernemer 98
2.2.1.4 Samenwerkingsverbanden 98
2.2.1.5 Medegerechtigde 99
2.2.2 Waarover wordt de ondernemer belast? 100
2.2.2.1 Overzicht 100
2.2.2.2 Urencriterium 102
2.2.2.3 Wie geniet welke ondernemingsfaciliteiten? 103
2.2.3 Totaalwinstbegrip 104
2.2.3.1 Omvang voordeel 104
2.2.3.2 Uit onderneming 105
2.2.3.3 Vermogensetikettering 106
2.2.4 Wettelijke aanpassingen van het totaalwinstbegrip 108
2.2.4.1 Inleiding 108
2.2.4.2 Aanloopfaseverliezen en objectieve vrijstellingen 108
2.2.4.3 Beperking aftrek van bepaalde uitgaven 112
2.2.5 Jaarwinstbepaling 114
2.2.5.1 Inleiding 114
2.2.5.2 Het begrip goed koopmansgebruik 115
2.2.5.3 Beginselen van goed koopmansgebruik 118
2.2.5.4 Waardering van activa en passiva 119
2.2.5.5 Stelselwijziging 133
2.2.5.6 Foutenleer 133
2.2.6 Fiscale reserves 135
2.2.6.1 Inleiding 135
2.2.6.2 Egalisatiereserve (art. 3.53 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001) 136
2.2.6.3 De herinvesteringsreserve (art. 3.54 Wet IB 2001) 137
2.2.6.4 Oudedagsreserve (art. 3.67 t/m 3.73 Wet IB 2001) 141
2.2.6.5 De terugkeerreserve (art. 3.54a Wet IB 2001) 142
2.2.7 Ondernemersfaciliteiten 143
2.2.7.1 Forfaitaire heffing winst zeescheepvaart (tonnagebelasting: art. 3.22 t/m 3.24 Wet IB 2001) 143
2.2.7.2 Willekeurige afschrijving op bepaalde bedrijfsmiddelen (art. 3.31 t/m 3.39 Wet IB 2001) 143
2.2.7.3 Investeringsaftrekken (art. 3.40 t/m 3.47 Wet IB 2001) 144
2.2.7.4 Ondernemersaftrek (art. 3.74 Wet IB 2001) 147
2.2.7.5 MKB-winstvrijstelling (art. 3.79a Wet IB 2001) 149
2.2.8 Staking van een onderneming 149
2.2.8.1 Staking 149
2.2.8.2 Stakingswinst 149
2.2.8.3 Stakingsfaciliteiten 150
2.2.8.4 Bijzondere stakingsgevallen 151
2.2.8.5 Doorschuiving van de onderneming 154
2.2.8.6 Inbreng van de onderneming in een BV 155
2.2.8.7 Inbreng in een samenwerkingsverband 162
2.3 De particulier in de inkomstenbelasting 163
2.3.1 Inleiding 163
2.3.2 Het belastbare loon (afdeling 3.3 Wet IB 2001) 164
2.3.3 Het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden (afdeling 3.4 Wet IB 2001) 166
2.3.3.1 Resultaat uit overige werkzaamheden 166
2.3.3.2 Terbeschikkingstellingsregeling 168
2.3.3.3 Resultaatbepaling 173
2.3.4 De belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen (afdeling 3.5 Wet IB 2001) 176
2.3.4.1 Inleiding: ‘periodiek’ 176
2.3.4.2 Inleiding: lijfrente- en kapitaalverzekeringen 177
2.3.4.3 Aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen (art. 3.100 onderdeel a Wet IB 2001) 179
2.3.4.4 Publiekrechtelijke periodieke uitkeringen 179
2.3.4.5 Rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende periodieke uitkeringen 179
2.3.4.6 In rechte vorderbare periodieke uitkeringen 181
2.3.4.7 Niet in rechte vorderbare periodieke uitkeringen gedaan door rechtspersonen 182
2.3.5 De belastbare inkomsten uit eigen woning 182
2.3.5.1 Begrip eigen woning 183
2.3.5.2 Uitbreiding van het begrip eigen woning: verhuizing 184
2.3.5.3 Uitbreiding van het begrip eigen woning: echtscheiding en einde partnerschap 186
2.3.5.4 Uitbreiding van het begrip eigen woning: verblijf in zorginstelling 187
2.3.5.5 Uitbreiding van het begrip eigen woning: tijdelijk niet als hoofdverblijf ter beschikking staan 187
2.3.5.6 Het eigenwoningforfait 188
2.3.5.7 Aftrek wegens geen of kleine eigenwoningschuld 189
2.3.5.8 Kamerverhuurvrijstelling 189
2.3.5.9 Samenwoners niet zijnde partners 189
2.3.5.10 Aftrekbare kosten eigen woning 190
2.3.5.11 Beperkingen van de renteaftrek 193
2.3.5.12 Bijleenregeling (art. 3.119aa en 3.119b Wet IB 2001) 194
2.3.5.13 Eigenwoningschuld en annuïtaire aflossingsverplichting 196
2.3.6 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen (afdeling 3.7 Wet IB 2001) 200
2.3.6.1 De lijfrenten voor invalide kinderen (art. 3.124 lid 1 onderdeel b Wet IB 2001) 200
2.3.6.2 De periodieke uitkeringen en verstrekkingen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval (art. 3.124 lid 1 onderdeel c Wet IB 2001) 200
2.3.6.3 Lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort 200
2.3.7 Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen (afdeling 3.8 Wet IB 2001) 205
2.3.8 Persoonsgebonden aftrek 206
2.3.8.1 Inleiding 206
2.3.8.2 Persoonsgebonden aftrekposten 207
2.3.8.3 Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen (art. 6.3 t/m
6.7 Wet IB 2001) 207
2.3.8.4 Uitgaven voor specifieke zorgkosten (art. 6.16 t/m
6.24 Wet IB 2001) 208
2.3.8.5 Weekenduitgaven voor gehandicapten (art. 6.25 en
6.26 Wet IB 2001) 209
2.3.8.6 Scholingsuitgaven (art. 6.27 t/m 6.30 Wet IB 2001) 210
2.3.8.7 Uitgaven voor monumentenpanden (art. 6.31 Wet IB 2001) vervallen 210
2.3.8.8 Aftrekbare giften (art. 6.32 t/m 6.39 Wet IB 2001) 210
2.4 Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang 212
2.4.1 Inleiding 212
2.4.2 Het begrip aanmerkelijk belang 213
2.4.2.1 Definitie 213
2.4.2.2 Partner 213
2.4.2.3 Vijf procent 213
2.4.2.4 Geplaatst kapitaal 214
2.4.2.5 Indirect 214
2.4.2.6 Aanmerkelijk belang in een soort 214
2.4.2.7 Vruchtgebruik op aandelen 215
2.4.2.8 Koopopties op aandelen/winstbewijzen 215
2.4.2.9 Meesleep- en meetrekregelingen 215
2.4.3 Inkomen uit aanmerkelijk belang: reguliere voordelen 217
2.4.3.1 Inleiding 217
2.4.3.2 Forfaitair voordeel buitenlandse beleggingsmaatschappijen 218
2.4.3.3 Teruggaaf van op aandelen gestort kapitaal 220
2.4.3.4 Teruggaaf van hetgeen op winstbewijzen is gestort 221
2.4.3.5 Excessief lenen bij eigen vennootschap 221
2.4.3.6 Bonusaandelen 222
2.4.4 Het begrip vervreemding 223
2.4.4.1 Inleiding 223
2.4.4.2 Inkoop van aandelen 223
2.4.4.3 Winstbewijzen 223
2.4.4.4 Liquidatie van de vennootschap 224
2.4.4.5 Juridische fusie/juridische splitsing 224
2.4.4.6 Overgang onder algemene titel/overgang krachtens erfrecht onder bijzondere titel 225
2.4.4.7 Inbreng in een ondernemingsvermogen of het gaan behoren tot het resultaat uit een werkzaamheid 225
2.4.4.8 Niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang 225
2.4.4.9 Emigratie 227
2.4.4.10 Zetelverplaatsing 228
2.4.4.11 Verlening koopoptie 229
2.4.4.12 Toerekeningsstop afgezonderd particulier vermogen 229
2.4.4.13 Toepassing forfaitair voordeel 229
2.4.5 De berekening van het vervreemdingsvoordeel 230
2.4.5.1 Inleiding 230
2.4.5.2 Onzakelijke of ontbrekende tegenprestatie 231
2.4.5.3 De aandelen of winstbewijzen gaan op een later tijdstip tot een aanmerkelijk belang behoren 231
2.4.5.4 Uitstel van nemen van een verlies uit aanmerkelijk belang 232
2.4.5.5 Immigratie 232
2.4.5.6 Forfaitair voordeel bij buitenlandse beleggingsmaatschappij 233
2.4.5.7 Opties en omvang vervreemdingsvoordelen 234
2.4.5.8 Liquidatie van een vennootschap 235
2.4.6 Doorschuiffaciliteiten 236
2.4.6.1 Inleiding 236
2.4.6.2 Niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang en fictief aanmerkelijk belang 237
2.4.6.3 Doorschuiving bij overgang krachtens huwelijksvermogensrecht en de verdeling van de huwelijksgemeenschap anders dan door overlijden 237
2.4.6.4 Doorschuiving bij overgang krachtens erfrecht en de verdeling van de nalatenschap binnen twee jaar 239
2.4.6.5 Doorschuiving bij overgang krachtens schenking 242
2.4.6.6 Doorschuiving bij aandelenfusie 242
2.4.6.7 Doorschuiving bij geruisloze terugkeer 244
2.4.6.8 Betalingsregeling bij overdracht (in het kader van bedrijfsopvolging) 245
2.4.7 Tijdstip van heffing (heffingsmomenten) 245
2.5 Inkomen uit sparen en beleggen 247
2.5.1 Inleiding 247
2.5.2 Voordeel uit sparen en beleggen 247
2.5.2.1 Strijdigheid forfaitaire rendementsheffing met eigendomsrecht art. 1 EVRM 247
2.5.2.2 Wetsaanpassing forfaitaire rendementsheffing 248
2.5.2.3 Peildatum en tarief 248
2.5.3 Rendementsgrondslag 250
2.5.3.1 Bezittingen: 250
2.5.3.2 Schulden 250
2.5.4 Heffingvrij vermogen 251
2.5.5 Vrijstellingen 251
2.5.6 Waardering van bezittingen en schulden 252
2.5.6.1 Hoofdregel waardering box 3 252
2.5.6.2 Uitzondering tweede woning en overige onroerende zaken en leegwaarderatio 252
2.5.6.3 Overige uitzonderingen op de hoofdregel 253
2.5.7 Vrijstelling vorderingen en schulden bij bepaalde verkrijgingen krachtens erfrecht (defiscalisatie) 254
2.5.8 Rangorderegeling en antimisbruikbepaling (antiboxhopbepaling) 255
2.5.9 Buitenlands belastingplichtigen (art. 7.7 Wet IB 2001) 256
3 Loonheffingen 257
3.1 Inleiding 257
3.1.1 Geschiedenis 257
3.1.2 ‘Pay as you earn’ 258
3.1.3 Wijze van heffing 258
3.1.4 Bronheffing 259
3.1.5 Voorheffing of eindheffing 259
3.1.6 Premieheffing sociale verzekeringen 260
3.1.7 De pijlers van de loonheffingen 261
3.2 De werknemer 262
3.2.1 Inleiding 262
3.2.2 Pensioengerechtigden en erfgenamen 262
3.2.3 In het buitenland wonende werknemers 263
3.2.4 Vrijwilligers 264
3.2.5 De management-BV 265
3.3 De dienstbetrekking 266
3.3.1 Inleiding 266
3.3.2 De publiekrechtelijke dienstbetrekking 266
3.3.3 De civielrechtelijke dienstbetrekking 266
3.3.3.1 Inleiding 266
3.3.3.2 Persoonlijke arbeid 267
3.3.3.3 Loon 268
3.3.3.4 Gezagsverhouding 268
3.3.4 De fictieve dienstbetrekking 271
3.3.4.1 Inleiding 271
3.3.4.2 Aannemers van werk en hun hulpen 272
3.3.4.3 Tussenpersonen 273
3.3.4.4 Leerlingen 273
3.3.4.5 Thuiswerkers 273
3.3.4.6 Artiesten 274
3.3.4.7 Tussenkomst (uitzendkrachten e.d.) 275
3.3.4.8 Gelijkgestelden 275
3.3.4.9 Aanmerkelijk belanghouders 276
3.3.4.10 Bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen 276
3.3.4.11 Opting-in 276
3.3.5 Dienstverleners aan huis 277
3.3.6 Oneigenlijke werknemers 277
3.4 De inhoudingsplichtige 278
3.4.1 Inleiding 278
3.4.2 De ‘echte’ werkgevers 278
3.4.3 Verstrekkers van loon uit vroegere dienstbetrekking 278
3.4.4 Verstrekkers van uitkeringen aan werknemers 279
3.4.5 Buitenlandse werkgevers 279
3.4.6 De samenhangende groep inhoudingsplichtigen 280
3.4.7 De doorbetaaldloonregeling 280
3.4.8 Het belang van vaststelling van inhoudingsplicht 280
3.5 Het loonbegrip 281
3.5.1 Inleiding 281
3.5.2 Loon 282
3.5.3 (Pensioen)aanspraken 285
3.5.4 Loon in natura 287
3.5.4.1 Inleiding 287
3.5.4.2 Waarderingsregels 287
3.5.4.3 Aandelen en aandelenopties 288
3.5.4.4 Auto van de zaak 289
3.5.5 Gebruikelijkloonregeling 291
3.5.5.1 Inleiding 291
3.5.5.2 De meest vergelijkbare dienstbetrekking 291
3.5.6 Vrijgesteld loon 292
3.5.7 Nihilgewaardeerde werkplekvoorzieningen 292
3.6 Het moment van genieten 293
3.6.1 Genietingsmoment 293
3.6.2 Betalen op een ongebruikelijk tijdstip 296
3.6.3 Keuzeloon 296
3.7 Wijze van heffing en tarief 297
3.7.1 Opgave van gegevens door de werknemer 297
3.7.2 De tarieven 298
3.7.2.1 Loonbelasting en premie volksverzekeringen 298
3.7.2.2 De loonheffingskorting 299
3.7.2.3 De loonbelastingtabellen 299
3.7.2.4 Premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zvw 300
3.7.3 Afdrachtverminderingen en loonkostenvoordelen 301
3.7.3.1 Afdrachtverminderingen 301
3.7.3.2 Lage-inkomensvoordeel en loonkostenvoordelen 301
3.7.4 Loonbelasting geheven van de werkgever (eindheffing) 302
3.7.5 Naheffing 303
3.7.6 De werkkostenregeling 303
3.7.7 Pseudo-eindheffing 305
4 Vennootschapsbelasting 307
4.1 Inleiding 307
4.2 De kern van de vennootschapsbelasting 307
4.3 Tarief 310
4.4 Subjectieve belastingplicht: binnenlands en buitenlands belastingplichtigen 311
4.5 Onbeperkt belastingplichtigen 313
4.5.1 NV’s, BV’s en andere onbeperkt belastingplichtigen 313
4.5.2 Personenvennootschappen: heel soms belast 313
4.5.2.1 VOF op aandelen 314
4.5.2.2 Open CV 314
4.5.2.3 Open fonds voor gemene rekening 315
4.5.3 Een geflexibiliseerde BV is onderworpen aan de vennootschapsbelasting 316
4.6 Beperkt belastingplichtigen: stichtingen en verenigingen 316
4.6.1 Inleiding 316
4.6.2 De ondernemingsvereisten 317
4.6.2.1 Deelname aan het economische verkeer 317
4.6.2.2 Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid 317
4.6.2.3 Winstoogmerk 317
4.6.2.4 Winstbestemming voor het goede doel 318
4.6.2.5 Reservevorming voor toekomstige ondernemingsuitgaven 319
4.6.3 Concurrentiecriterium 320
4.7 Overheidsbedrijven 320
4.7.1 Publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke overheidslichamen 320
4.7.2 Vrijstellingen 321
4.7.2.1 Vrijstelling voor (quasi-)inbesteding 322
4.7.2.2 Vrijstelling voor activiteiten die de uitoefening van overheidstaken of publiekrechtelijke bevoegdheden betreffen 324
4.7.2.3 Vrijstelling voor samenwerkingsverbanden 324
4.7.2.4 Specifieke vrijstellingen 325
4.8 Subjectieve vrijstellingen 326
4.8.1 Subjectieve vrijstellingen van art. 5 en 6 Wet Vpb 1969 326
4.8.2 Subjectieve vrijstelling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen van artikel 6a Wet Vpb 1969 327
4.9 Objectieve belastingplicht 328
4.9.1 Inleiding 328
4.9.2 Winstbegrip 329
4.9.3 Kapitaalstortingen 329
4.9.3.1 Informeel kapitaal in de vermogenssfeer 330
4.9.3.2 Informeel kapitaal in de kostensfeer 331
4.9.4 Onttrekkingen 332
4.9.5 Niet van de winst aftrekbare bedragen (art. 10 Wet Vpb 1969) 334
4.10 Verbondenheid tussen lichamen 336
4.11 Renteaftrekbeperkingen 338
4.11.1 Inleiding 338
4.11.2 Hybride leningen 340
4.11.3 Renteloze of laagrentende groepsleningen 341
4.11.4 Renteaftrekbeperking in verband met kasrondjes enzovoort 341
4.11.5 Earnings strippingsmaatregel 345
4.12 Deelnemingsvrijstelling 346
4.12.1 Inleiding 346
4.12.2 Deelnemingsbegrip 347
4.12.3 Niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen 350
4.12.3.1 Oogmerktoets 350
4.12.3.2 Reële-heffingstoets en bezittingentoets 352
4.12.3.3 Regeling voor gecontroleerde lichamen 352
4.12.4 Compartimenteringsreserve 353
4.12.5 Antimisbruikbepalingen 355
4.12.5.1 Vervreemding onvolwaardige vordering 355
4.12.5.2 Omzetting onvolwaardige vordering in aandelenkapitaal 357
4.12.6 Liquidatieverliesregeling 359
4.12.6.1 Het wettelijke systeem 359
4.12.6.2 De tussenholdingbepaling 361
4.12.6.3 De doorkijkbepaling 363
4.13 Fusie en splitsing 363
4.13.1 Aandelenfusie 363
4.13.2 Bedrijfsfusie 365
4.13.3 Juridische fusie 367
4.13.4 Juridische splitsing 369
4.13.5 Antimisbruikbepaling 371
4.14 Fiscale eenheid 374
4.14.1 Inleiding 374
4.14.2 Bezits- en verzoekeis 375
4.14.3 Entreeheffingen 380
4.14.4 Fiscale-eenheidsperiode 381
4.14.5 Exitheffingen 384
4.14.6 Verliesverrekening 388
4.15 Objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinst 393
4.15.1 Eliminatiemethode 393
4.15.2 Samenloop met belastingverdragen 394
4.15.3 Stakingsverliesregeling 394
4.15.4 Laagbelaste beleggingsonderneming 396
4.16 Fiscale beleggingsinstelling 396
4.16.1 Inleiding 396
4.16.2 Wettelijke vereisten 397
4.16.2.1 Rechtsvorm en vestigingsplaats 397
4.16.2.2 Aandeelhoudersvereisten 397
4.16.2.3 Statutaire doelomschrijving en feitelijke werkzaamheden 401
4.16.2.4 Financieringsgrenzen 402
4.16.2.5 Uitdelingsverplichting 402
4.16.3 Aanvang status 403
4.16.4 Winstberekening 403
4.16.4.1 Algemeen 403
4.16.4.2 Herbeleggingsreserve 404
4.16.4.3 Afrondingsreserve 404
4.16.4.4 Uitsluiting deelnemingsvrijstelling 404
4.16.4.5 Tegemoetkoming voor buitenlandse bronbelasting 404
4.16.5 Het einde van de status 405
4.17 Verrekening van verliezen 406
4.17.1 Inleiding 406
4.17.2 Uitsluiting verliesverrekening 406
4.17.2.1 Hoofdregel: verliesverdamping bij 30% of meer aandeelhouderswisseling 406
4.17.2.2 Uitzondering: verliesverrekening blijft intact 407
4.17.3 De vaststelling en verrekening van een verlies 410
4.17.3.1 De vaststelling van een verlies 410
4.17.3.2 De verrekening van een verlies 410
4.18 Voorwerp van belasting bij buitenlands belastingplichtigen 410
4.18.1 Inleiding 410
4.18.2 Winst uit een in Nederland gedreven onderneming 412
4.18.3 Belastbaar inkomen uit een aanmerkelijk belang 412
4.18.4 Rechten op aandelen in de winst van een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gevestigd 414
5 Dividendbelasting 415
5.1 Overzicht van de dividendbelasting 415
5.1.1 In binnenlandse verhoudingen 415
5.1.1.1 Hoofdlijnen 415
5.1.1.2 Deelnemingsverhoudingen 416
5.1.1.3 Niet-belastingplichtige lichamen 416
5.1.2 In internationale verhoudingen 416
5.1.2.1 Hoofdregel 416
5.1.2.2 Vrijstelling of teruggave 417
5.1.3 De vennootschap moet in Nederland gevestigd zijn, de aandeelhouder niet 418
5.2 De bestaansgrond voor de dividendbelasting 420
5.3 Waarover wordt geheven 421
5.3.1 ‘Opbrengst’ 421
5.3.2 Brutering 423
5.4 Vrijstellingen van inhouding 424
5.4.1 Inleiding 424
5.4.2 Inhoudingsvrijstelling voor binnenlandse deelneming 424
5.4.3 Inhoudingsvrijstelling voor de fiscale eenheid 426
5.4.4 Inhoudingsvrijstelling voor deelnemingsdividenden aan opbrengstgerechtigden in de EU/EER en in verdragslanden 426
5.4.5 Inhoudingsvrijstelling bij beursinkoop 427
5.4.6 Overige vrijstellingen 428
5.5 Afdrachtskorting fiscale beleggingsinstelling 428
5.6 Afdrachtskorting bij dooruitdeling van buitenlandse deelnemingsdividenden 429
5.7 Dividendstripping 430
5.8 Toekomst 432
6A Internationaal en EU-belastingrecht 433
6A.1 Inleiding; internationale dubbele belasting 433
6A.1.1 Aanknopingspunten belastingheffing 433
6A.1.1.1 Internationale context belastingheffing 433
6A.1.1.2 Heffingsbeginselen 434
6A.1.2 Hoofdgebieden en bronnen internationaal belastingrecht 436
6A.1.3 Internationale juridische en economische dubbele belasting 440
6A.2 Woonplaats 440
6A.3 Nederlands inkomen van niet-inwoners (buitenlandse belastingplicht) 442
6A.4 Buitenlands inkomen van inwoners 443
6A.5 Methoden ter voorkoming van internationale dubbele belasting 445
6A.5.1 Vrijstellingsmethode en verrekeningsmethode 445
6A.5.2 De principiële en politieke verschillen tussen vrijstelling en verrekening 446
6A.5.3 Objectvrijstelling en belastingvrijstelling: de evenredigheidsmethode 450
6A.5.4 Andere methoden 453
6A.6 De eenzijdige (nationale) regeling: het Besluit voorkoming
dubbele belasting 2001 454
6A.6.1 Inleiding 454
6A.6.2 Belastingvrijstelling voor actief buitenlands inkomen 456
6A.6.3 Verrekening voor buitenlands passief
(beleggings)inkomen uit ontwikkelingslanden 457
6A.7 Internationale regelingen ter voorkoming van dubbele belasting: belastingverdragen 459
6A.7.1 Inleiding 459
6A.7.2 Overzicht van de inhoud van een belastingverdrag 460
6A.7.3 ‘Inwoner’ voor verdragsdoeleinden 462
6A.8 Vaste inrichting 462
6A.9 Winsttoerekening: transfer pricing 466
6B De invloed van het EU-recht op het belastingrecht 469
6B.1 Directe en indirecte belastingen in het VWEU 469
6B.2 Positieve en negatieve integratie van nationale belastingstelsels 471
6B.3 De bescheiden positieve integratie van de directe belastingen 472
6B.4 De verregaande negatieve integratie van de directe belastingen 477
6B.5 Overzicht van enige belangrijke jurisprudentie van het HvJ EU over directe belastingen 483
6B.5.1 Particulieren 483
6B.5.2 Ondernemers/rechtspersonen 485
6B.5.3 Voorkoming van dubbele belasting 487
6B.5.4 Dividendbelasting 488
6B.5.5 Diversen 489
6B.6 Samenvattend 489
7 Omzetbelasting 491
7.1 Inleiding 491
7.2 Omzetbelastingsystemen 492
7.3 Heffingstechniek 492
7.4 Harmonisatie binnen de EU 493
7.5 Gevolgen van het btw-systeem: inhaaleffect en cumulatie 495
7.6 Subjectieve belastingplicht 496
7.6.1 Inleiding 496
7.6.2 Ieder 497
7.6.3 Bedrijf 497
7.6.4 Zelfstandig 498
7.6.5 Geen ondernemerschap bij prestaties om niet 499
7.6.6 Fiscale eenheid 499
7.6.7 Economisch verkeer 500
7.7 Het object van heffing 500
7.7.1 Inleiding: belastbare feiten (art. 1 Wet OB 1968) 500
7.7.2 Levering van goederen (art. 3 Wet OB 1968) 501
7.7.2.1 Algemeen 501
7.7.2.2 Bijzondere gevallen van levering 503
7.7.3 Het verrichten van diensten 504
7.7.3.1 Inleiding 504
7.7.3.2 Interne diensten 504
7.7.3.3 Diensten door commissionairs 505
7.7.3.4 Gemengde prestaties 505
7.7.4 Intracommunautaire transacties 505
7.7.4.1 Inleiding 505
7.7.4.2 Het geldende overgangsstelsel 506
7.7.5 Invoer 509
7.7.6 Uitvoer 509
7.8 De plaats van de prestatie (art. 5, 5a en 6 t/m 6j Wet OB 1968) 509
7.8.1 Inleiding 509
7.8.2 De plaats van levering 510
7.8.3 De plaats van de dienst 511
7.8.3.1 Inleiding: de hoofdregels 511
7.8.3.2 Diensten van tussenpersonen in B2C-situaties 511
7.8.3.3 Diensten die betrekking hebben op onroerende zaken (B2B en B2C) 511
7.8.3.4 Vervoer van personen en goederen 511
7.8.3.5 Culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve en vermakelijkheidsdiensten 512
7.8.3.6 Laden en lossen, werkzaamheden aan roerende zaken 512
7.8.3.7 Restaurants 512
7.8.3.8 Verhuur van vervoermiddelen 513
7.8.3.9 Internet en intellectuele diensten 513
7.8.3.10 Antimisbruikbepaling 513
7.9 Tarief (art. 9 Wet OB 1968) 513
7.10 Vrijstellingen (art. 11 Wet OB 1968) 514
7.10.1 Algemeen 514
7.10.2 Vrijstelling voor levering van onroerende zaken 514
7.10.3 De vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken 517
7.10.4 De overige vrijstellingen 517
7.10.4.1 Ziekenhuisdiensten en dergelijke (onderdeel c) 517
7.10.4.2 Jeugdwerk (onderdeel d) 517
7.10.4.3 Sport (onderdeel e) 517
7.10.4.4 Sociaal-cultureel werk (onderdeel f) 518
7.10.4.5 (Para)medici (onderdeel g) 518
7.10.4.6 Lijkbezorging (onderdeel h) 518
7.10.4.7 Deviezen- en effectenbemiddeling en fondsbeheer (onderdeel i) 518
7.10.4.8 Bankdiensten (onderdeel j) 518
7.10.4.9 Nog meer overige vrijstellingen (onderdelen k t/m w) 518
7.10.5 Overdracht van een (deel van een) onderneming 519
7.11 Aftrek van voorbelasting 519
INHOUDSOPGAVE
20
7.11.1 Algemene opmerkingen 519
7.11.2 Geen aftrek van voorbelasting bij vrijgestelde prestaties 521
7.11.3 Splitsing van voorbelasting 521
7.11.4 Horecabestedingen 522
7.11.5 Uitsluiting van de aftrek van voorbelasting 522
7.12 Bijzondere regelingen 523
7.12.1 De kleine ondernemingsregeling (KOR) 523
7.12.2 De landbouwregeling 524
7.12.3 De margeregeling 524
8 Overige belastingen 527
8.1 Erf- en schenkbelasting 527
8.1.1 Belastingplicht 527
8.1.2 Het object van heffing 528
8.1.2.1 De verkrijging krachtens erfrecht 528
8.1.2.2 De verkrijging krachtens schenking 532
8.1.3 De waarde van de verkrijging 532
8.1.4 Tarief en vrijstellingen 532
8.1.4.1 Tarief 532
8.1.4.2 Vrijstellingen 534
8.1.5 Aangifte en aanslag 535
8.2 Belastingen van rechtsverkeer 536
8.2.1 Inleiding 536
8.2.2 De overdrachtsbelasting 536
8.2.2.1 Het belastbaar feit 536
8.2.2.2 Met onroerende zaken gelijkgestelde zaken 536
8.2.2.3 Vrijstellingen 537
8.2.3 De wijze van heffing 538
8.3 Belastingen van lokale overheden 538
8.3.1 Inleiding 538
8.3.2 Gemeentelijke belastingen 539
8.3.3 Provinciale belastingen 552
8.3.4 Waterschapsbelastingen 555
8.4 Wet waardering onroerende zaken 558
8.5 Wet belastingen op milieugrondslag 562
9 De verhouding tussen de (vennootschappelijke) jaarrekening en de (fiscale) aangifte 565
9.1 De gemeenschappelijke elementen in de vennootschappelijke jaarrekening en de fiscale aangifte 565
9.2 De onderlinge overeenkomsten en verbanden tussen de
vennootschappelijke jaarrekening en de fiscale aangifte 569
9.3 De oorzaak van verschillen tussen de vennootschappelijke jaarrekening en de fiscale aangifte 570
9.4 Verschillen uit hoofde van verschil in waarderingsstelsel 571
9.5 Verschillen uit hoofde van verschil in winstbepalingsstelsel 572
Trefwoordenregister 573
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan