De afbrokkeling van deze traditionele machtscentra komt op een moment dat de investeringen van organisaties in het opleiden van hun bestuurders groter zijn dan ooit. Rond de belofte dat goed leiderschap door iedereen kan worden aangeleerd is een industrie ontstaan waarin jaarlijks meer dan vijftig miljard dollar omgaat. En toch hebben al die cursussen, trainingen, en programma's en niet kunnen voorkomen dat leiders steeds zwakker worden en hun volgers steeds machtiger. Wat is er aan de hand?
In het uitstekende The end of leadership geeft Harvard-hoogleraar Barbara Kellerman een fascinerende verklaring hoe de kloof tussen theorie en praktijk zo wijd heeft kunnen worden. Het boek is een combinatie van een filosofisch/historisch traktaat en een aanklacht tegen de leiderschapsindustrie.
De verschuivingen in machtsdynamiek, betoogt Kellerman, is allereerst een historisch verschijnsel. Het rommelt al eeuwen tussen leiders en volgers. De renaissance zette het gezag van de kerk onder druk en de Franse Revolutie maakte een eind aan het goddelijke recht van de monarchie. Voortgestuwd door de idealen van de verlichting hebben sindsdien steeds meer groepen die voorheen onderdrukt werden hun rechten opgeëist, of het nu gaat om vrouwen, zwarten of homo's.
Die trend is de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt. Kellerman noemt in dit verband de 'Oprah-izatie' van de maatschappij. Bekende mensen delen hun meest intieme gevoelens met een groot publiek. Een dergelijke 'culturele verloedering' heeft er volgens Kellerman toe geleid dat Jan en alleman inmiddels het recht denkt te hebben om zich te bemoeien met het persoonlijke leven van hun leiders, ook al houdt die informatie geen enkel verband met hun professionele prestaties.
Dat schept een klimaat waarin leiders in toenemende mate blootstaan aan kritiek en ridiculisering. Zo heeft iemand als de Amerikaanse journalist Mark Halperin geen belemmeringen om president Obama live op televisie een 'lul' te noemen, terwijl zijn collega Keith Olbermann aan het andere eind van het spectrum verkondigt dat president Bush 'full of crap' is.
Technologische vernieuwingen hebben dit proces alleen nog maar versterkt. De opkomst van de mobiele telefonie, het internet, en sociale media heeft ertoe geleid dat gewone mensen niet alleen over meer informatie beschikken, maar ook over meer mogelijkheden tot zelfexpressie, die dankzij de toegenomen verbondenheid een steeds groter publiek kan bereiken.
De wereld lijkt hierdoor chaotischer dan ooit. Waar je ook kijkt borrelt het ongenoegen met de gevestigde orde op. De Arabische lente, Occupy Wall Street, de Amerikaanse Tea Party, homo-activisten in Rusland, Wikileaks, straatrellen in Brazilië en Turkije, protesten tegen het kindermisbruik in de katholieke kerk - het is geen toeval dat de volkswoede juist op dit moment in alle hevigheid naar buiten komt. En de leiderschapsindustrie? Die staat erbij en kijkt ernaar. Sterker nog: in plaats van mensen te leren om effectiever en ethischer te opereren, lijken trainingsprogramma's de situatie juist te hebben verergerd.
Kellerman reserveert het tweede deel van haar boek om die tekortkomingen op pijnlijke wijze te analyseren. Kern van het probleem is dat de industrie de wereld benadert met fundamenteel verkeerde vooronderstellingen over leiderschap, bijvoorbeeld dat het statisch is, dat het snel kan worden aangeleerd, en dat er een ideale vorm van leiderschap is die kan worden toegepast op alle mogelijke situaties. Dat heeft geleid tot een praktijk die zich bijna exclusief richt op het creëren van goede leiders, en die geen enkele aandacht besteedt aan het stoppen bijvoorbeeld incompetent bestuur.
Kellerman hekelt daarnaast het 'myopische karakter' van de industrie, die zich bijna exclusief op de leider richt en niet op rol van de volgers of de context waarin de leider opereert. Om vervolgens de genadeslag toe te brengen met de uitspraak dat er nauwelijks wetenschappelijk bewijs is dat leidersprogramma's daadwerkelijk werken.
Dergelijke observaties stemmen op zijn zachtst gezegd somber en roepen de vraag op: wat nu? Kellerman moet het antwoord op die vraag helaas schuldig blijven. Ze waagt zich niet aan voorspellingen over hoe de emancipatie van gewone burgers het sociale contract tussen volgers en leiders nog verder zal aantasten, en kan evenmin uitsluitsel geven over de vraag of leiderschap überhaupt is aan te leren. The end of leadership eindigt daarmee wat onbevredigend. Zet je schrap voor een ongewisse tijd vol onvoorziene confrontaties, lijkt Kellerman haar lezers te adviseren. En reken daarbij niet op steun van de leiderschapsindustrie. Het is inderdaad geen makkelijke tijd voor leiders.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.