Veel vraagstukken in het publieke domein zijn complexe vraagstukken die van iedereen en niemand zijn. Er is traagheid en onmacht. Werkelijke oplossingen laten op zich wachten. Hans Vermaak beschrijft een aanpak van gespreid leiderschap waarbij iedereen zijn eigen invloed oprekt en het netwerk wél is toegerust op dit soort opgaven. Deze verbindingscyclus is een aanvulling op ieders lokale praktijk en helpt om verder te komen met complexe vraagstukken.
Herkenbare reflexen
Gemeenten en andere organisaties in de publieke sector werken aan grote, integrale transitieopgaven. Tegelijkertijd spelen allerlei crisissen die abrupte aandacht vragen en het werk moeilijker maken. Het zijn vraagstukken waarbij alles en iedereen wordt geraakt. Grenzeloze vraagstukken, die internationaal en op verschillende schaalniveaus kunnen spelen.
Mensen reageren daarop met een aantal herkenbare reflexen. Sommigen adopteren een vraagstuk en gaan concreet aan de slag. Maar als op andere plekken weinig gebeurt, dan loop je tegen muren op. Een andere verzuchting is dat het hele systeem zou moeten veranderen. Je zou willen dat de politiek het gaat oplossen. Maar vaak is regelgeving maar een deel van de oplossing en leidt grootschalige verandering weer tot nieuwe problemen. Wat ook vaak gebeurt, is dat er brede overlegtafels worden ingericht, zodat alle belangrijke spelers betrokken zijn. Maar zo’n overlegmoeras leidt onherroepelijk tot een frustrerende traagheid waardoor de problemen doorwoekeren. Op een gegeven moment zal iemand concreet aan de slag gaan, wat je weer in een andere reflex brengt.
Verknoopt perspectief
Vermaak spoort je aan om deze reflexen op te rekken. Hij pleit voor een spreidingsproces om de ‘pockets of possibility’ op te zoeken. Dat kan door meer diepgang aan te brengen in de activiteiten en door bij trajecten een grotere omvang op te zoeken. Daarbij moeten we vertrouwen op de verschillende soorten arena’s die naast elkaar bewegen. In sommige kun je dieper spitten om het vraagstuk steeds grondiger te begrijpen en nieuwe oplossingen te vinden. Door in de breedte te werken kun je die oplossingen in meerdere arena’s laten landen. Dat brengt Vermaak bij een verknoopt perspectief van netwerken als antwoord op genetwerkte vraagstukken. Iedereen zoekt daarbij in eigen verbanden een rol van betekenis. Zo kun je de onmacht keren en het verschil maken. Dit noemt Vermaak een lappendekenbenadering. Hij ziet een vloot schepen voor zich, een wortelstelsel, een zwerm, ‘patches’ en een lappendeken in plaats van een masterplan.
Verbindingswerk
Tussen ‘act local’ en ‘think global’ zit een tussenruimte. Dit territoriale vlak is de grens van wat je aankan. Daar kun je je invloed uitbreiden door anderen te raken, te verbinden en aan de slag te gaan. Dit is verbindingswerk. Iedereen kan dit naar zich toetrekken. Zo ontstaat er een lappendeken van activiteit. Verschillende praktijken en initiatieven voeden en versterken elkaar. Het resultaat kan een schaalsprong zijn zonder dat daar een vooropgezet plan aan vooraf is gegaan. Kleine acties kunnen samen grote impact hebben.
Vermaak presenteert een verbindingscyclus als doorgaand proces voor het verbindingswerk. Hierbij begin je met een bredere blik op jullie casus en een rijkere impressie van het territorium, de ruimte om je heen. Dat gebruik je om creatief te denken over verbindingsmogelijkheden en je maakt een selectie van mogelijkheden waarmee je het meest kunt bereiken. Zo weef je het netwerk. Met dit netwerk breid je je invloed uit. Samen met de mensen om je heen werk je aan een verhaal over je aanpak. Hieruit blijkt waarom je bij bepaalde netwerken aanklopt. Met dit verhaal rek je het denkvermogen van anderen op en gaat jullie aanpak zweven. Dat is het succes van de lappendeken. Zo kun je werkelijke oplossingen voor een taai vraagstuk in praktijk brengen.
Werkbladen en theoretische verdieping
De verschillende stappen van de verbindingscyclus komen zowel in theorie als in praktijk aan bod. Vermaak heeft veel ervaring in de materie. Hij benoemt interessante literatuur, zoals het werk van Anna Tsing, die bekend is van haar boek De paddenstoel aan het einde van de wereld. Zij heeft het samenspel tussen verschillende verstoorde werelden in kaart gebracht. Hij noemt Bruno Latour, bij wie het begrip ‘territorium’ vandaan komt. Bij strategievorming grijpt hij terug op het begrip ‘antifragiliteit’ van Nassim Taleb. Deze toelichting op de achtergrond van de lappendekenbenadering geeft het verhaal diepgang en zorgt dat het beklijft, ook als je er niet concreet mee aan de slag gaat. Voor wie dat wel van plan is, zijn er allerlei rode werkbladen tussen de hoofdstukken met canvassen en rasters waarop je van alles kunt invullen. Het denken vanuit de lappendeken slaat aan. Ik merk dat erover wordt gepraat in organisaties. Het is een goed geschreven managementboek. Daarom acht ik de kans groot dat het ver zal komen in de volgende verkiezing van Managementboek van het Jaar.
Over Freija van Duijne
Freija van Duijne was van 2013 tot 2018 voorzitter van de Dutch Future Society. Zij heeft meer dan tien jaar werkervaring als toekomstverkenner en strateeg in diverse overheidsorganisaties. Freija werkt vanuit haar bedrijf Future Motions en geeft trainingen en lezingen op gebied van toekomstverkennen.