De Waal noemt het niet zonder reden een raamwerk. Er is al veel literatuur en onderzoek verschenen rondom HPO's; de bekendste auteurs zijn Peters, Collins en Porras. Wat deze auteurs doen is dat zij een statisch model aanleveren dat managers kunnen volgen om een HPO te worden. De Waal zegt terecht dat het zo simpel niet ligt, en biedt daarom een raamwerk aan dat meer invullingsruimte zou moeten bieden. Dit heeft ermee te maken dat als men eenmaal een model heeft gemaakt, men alleen nog maar HPO's als HPO kan herkennen als de organisatie aan het model voldoet. Dit maakt het onmogelijk om het model te falsificeren. Doordat De Waal met een raamwerk wat meer interpretatiemogelijkheden biedt, kan dit probleem in principe vermeden worden. Ik ben echter niet geheel overtuigd, want in het boek is te lezen hoe HPO's steeds worden gerangschikt op basis van hun scores ten aanzien van het raamwerk. Bovendien, en dit is een opmerkelijk verschil, zou het onderzoek van De Waal onafhankelijker zijn dan die van zijn voorgangers. Zo selecteerde Jim Collins zelf, of met behulp van interpreterende seniors, de organisaties die men in het algemeen als HPO ziet. Dit betekent dat er een bepaalde normatieve (voor)selectie in de onderzoeken terecht kwam. Een goed voorbeeld bij Jim Collins is bijvoorbeeld 'groot is goed'. De Waal heeft het anders aangepakt; hij heeft op zeer uitgebreide wijze zoveel mogelijk gegevens verzameld op basis van literatuur- en veldonderzoek. Uit deze onderzoeken heeft hij een heel aantal karakteristieken (189 stuks) verzameld die goede ondernemingen lijken te hebben. Uiteindelijk heeft hij, weer door onderzoek, 35 karakteristieken overgehouden, en die vormen de basis van het raamwerk van de vijf HPO elementen, zo-even genoemd. Door deze aanpak lijkt het in ieder geval zo te zijn dat De Waal deze normatieve bias weet te ontsnappen, wat een grote winst is in het onderzoeksveld van HPO's. Toch is ook dit boek behoorlijk normatief geladen, dat wil zeggen, het staat bomvol met allerlei deugden en positieve eigenschappen die managers moeten hebben of bezigen om van een organisatie een HPO te kunnen maken. Hij beschrijft, gekscherend, de superman(ager). Dit is in feite ook zijn conclusie en aanbeveling: uit de onderzoeken blijkt dat HPO-managers de elementen uit het raamwerk (impliciet) volgen. Als u dus een HPO wilt worden, dan kunt u als manager het beste dit raamwerk hanteren of nastreven. Dit soort normativiteit is natuurlijk onvermijdbaar als we gaan spreken over kwaliteitsverhoging. Dit lijkt me dan ook geen probleem en hier verdient De Waal lof voor. Wat wel een probleem is, en ik ben nog geen HPO literatuur tegen gekomen die daar genuanceerd mee om weet te gaan, is de zogenaamde doel-middel omdraaiing. De Waal concludeert opvallend goed dat bepaalde (management) karakteristieken in de breedte correleren met goede prestaties; de vraag is alleen of je daarvan afgeleid andere organisaties gerechtvaardigd het advies kunt geven deze karakteristieken ook te ambiëren om een HPO te worden (doel). Dit is een nogal ingewikkeld probleem, maar het is wel degelijk van belang. Ik ben van mening dat HPO-organisaties niet HPO zijn omdat ze de dingen goed doen (middel), maar omdat ze de goede dingen goed doen (doel). In principe kan een goed georganiseerde maffiabende worden getypeerd als HPO door De Waal. Nu zou men als repliek hierop kunnen stellen dat deze onderzoeken zich ook alleen maar richten op het hoe en niet op het waartoe. Daarop heb ik twee vragen: men moet zich enerzijds afvragen of dat ook geldt voor de organisaties die als HPO zijn bestempeld, en anderzijds of de term HPO wel een terechte term is als het inhoudelijke aspect van de organisatie niet ter sprake komt; is de definitie van presteren alleen maar efficiency en effectiviteit? Kortom, What makes a high performance organization is een aan te raden boek als men handvatten wil hebben om effectieve managementstijlen te leren kennen. Echter, om goed te presteren, in de brede zin van het woord, is het van belang om het worden van een HPO niet als doel te zien, maar 'slechts' als middel. Deze belangrijke nuance kom ik bij De Waal helaas niet tegen. Desalniettemin is het boek in ons 'doe-maar-gewoon-landje' een behoorlijke eyeopener. We moeten leren van de beste jongens uit de klas, en De Waal geeft adequate handvatten hoe dat te doen.
Over Henk den Uijl
Henk den Uijl is beleidsmedewerker bij de Nederlandse Vereniging voor Toezichthouders in Zorginstellingen.