‘Het grote nieuws van het World Economic Forum was dat de wereldleiders en de ceo's van de grootste bedrijven hebben gezegd dat de technologische ontwikkelingen hen te snel gaan, dat zij geen grip meer hebben op de sociaal-economische implicaties, dat ze het niet meer snappen.' Toen Martijn Aslander die bekentenis uit Davos hoorde, slaakte hij een zucht van verlichting.
‘Veel managers zien de noodzaak van een transitie. In hoe we ons werk organiseren, in het onderwijs, in de zorg, bij de overheid. Maar ze worden tegengehouden door hun bestuurders, en die worden weer tegengehouden door hun commissarissen. Als nu de wereldleiders hardop zeggen dat zelfs zij er niet meer uitkomen, dan hoeft een voorzitter van raad van bestuur zich er dus ook niet meer voor te schamen als hij het niet meer weet. En kan hij zijn managers uitnodigen om mee te denken. En zij hun medewerkers.'
Aslander noemt zich standup-filosoof, ideeënbedenker, schrijver, boardroom sparring partner en schertsend: hoogleraar in de organizonder-kunde. We interviewen hem naar aanleiding van het tweede boek dat hij samen met Erwin Witteveen schreef: Nooit Af. Het eerste was Easycratie, uit 2011.
Toen ging het over de toekomst van werken en organiseren. Nu over de ongekende mogelijkheden die ontstaan als we het principe omarmen dat we onze zaken het best kunnen regelen met oplossingen die tijdelijk zijn. Zodat we ze kunnen blijven aanpassen en verbeteren. Want van nul af aan een definitieve oplossing verzinnen, dat is onbegonnen werk. Daarvoor verandert de wereld om ons heen te snel, en daarvoor veranderen de mogelijkheden die we tot onze beschikking hebben te snel. ‘De fout die we maken is dat we altijd maar een complete planning willen hebben,' vult Aslanders kompaan Witteveen hem aan. ‘En voor je het weet is het middel belangrijker dan het doel.'
Permanent Bèta
Wat is het alternatief? Wat moeten we doen als we eenmaal hebben ingezien dat de definitieve oplossing niet bestaat en dat dat geen probleem is maar een kans? Proberen, zegt Aslander, trial and error, in een staat van Permanent Bèta. ‘En het niet allemaal zelf willen doen. Ook niet als je denkt jij het beter weet, of dat het jouw taak is. Geef je mensen het vertrouwen dat ze nodig hebben om ermee aan de slag gaan. Dat vertrouwen kan beschaamd worden, je kunt belazerd worden, dus dat is eng. Maar we hebben geen alternatief, we moeten het wel loslaten. Er zullen dingen in de soep lopen, maar dat doen ze nu ook. Dus wat is het probleem?'
‘Als je uit vrees de boel op slot zet, krijg je steeds vaker situaties dat de operatie geslaagd is maar de patiënt overleden. Voor managers is de vraag niet meer of ze de dingen wel goed doen maar of ze wel de goeie dingen doen. Dat je alle punten van het protocol hebt afgevinkt, wil niet zeggen dat je met de juiste taak bezig bent geweest. En wat de juiste taak is hangt niet af van de opbrengst maar van het resultaat, van het verschil dat je maakt in de werkelijkheid.'
Het boek waar Aslander en Witteveen drie jaar geleden al aan begonnen en waarvan ze zich inmiddels realiseren dat het zelf ook ‘nooit af' is (al ligt het nu dus in de winkel), dat staat vol met voorbeelden van dat principe. Die voorbeelden zijn bedoeld als evenzovele oplossingsrichtingen. Zoals Luyendijk en Piketty een stem hebben gegeven aan het onbehagen in de samenleving over de financiële wereld, zo doen zij dat voor allerlei andere domeinen.
Kenniscirculatie
Aslander hecht eraan te benadrukken dat we hem niet moeten zien als een trendwatcher. ‘Ik sta met mijn poten in de klei. Ik kom in de krakersscène, bij bijstandsmoeders, bij ministers, in alle hoeken van het land, ik lees veel, ik spreek veel andere denkers. Daar pik ik mijn signalen uit op, daar maak ik een synthese van. Het is allemaal datamining, datacrunching en patroonherkenning - maar dan in mijn onderbewustzijn. Daar komt wat uit en dat ga ik me eigen maken, dat ga ik beleven. Een trendwatcher verkondigt dat over vijf jaar iedereen een chip in zijn lijf heeft. Ik stop zelf een chip in mijn lijf en vraag me af wat dat met me doet. Daarom zijn de verhalen die ik vertel als ik op een podium sta ook zo lastig lek te schieten. Want ik vertel over mijn eigen experiences.'
‘Keiharde zwermdynamiek'
Net als destijds met Easycratie hopen Aslander en Witteveen met Nooit af iets in beweging te brengen. Ze zien zich als onderdeel van een tribe, een zwerm, een grassroots movement. Een mix van de digitale voorhoede en de sociale pioniers. Ze willen lucht creëren, ruimte maken, dingen benoemen die tot nu toe onbenoemd waren gebleven. Zodat er iets op gang komt dat Witteveen ‘kenniscirculatie' noemt. ‘In de netwerksamenleving stroomt kennis niet hiërarchisch van boven naar beneden maar alle kanten op. Het hoeft niet eerst in de wetenschap en dan in de krant en dan bij de mensen. Het kan ook andersom.'
Als sterk voorbeeld herinnert Witteveen eraan hoe hij vorig jaar de best gelezen schrijver van Nederland werd met een verhaaltje op Twitter. Over een jongetje dat twee blikjes cola van elk 52 cent wilde kopen en bij de kassa 1,04 euro moest betalen. Maar hij had niet meer dan een euro. Waarop Witteveen, die achter hem stond, hem het idee aan de hand deed om eerst het ene blikje te kopen voor afgerond 50 cent, en daarna het andere.
‘Dat verhaaltje kwam zelfstandig bij 400.000 mensen. Toen plaatste de NRC het. Mensen gingen dat fotograferen en delen. Dat ging drie keer over de kop. Toen ging Panorama zich ermee bemoeien et cetera. Ik heb het uitgerekend: uiteindelijk moet het zes tot acht miljoen keer zijn gedeeld. Als ik voor een zaal sta en ik vraag wie dat verhaal kent: de helft. Als ik vraag wie de NRC leest: twee vingers. Zo gaat dat. Dat is gewoon keiharde zwermdynamiek.'
‘Piketty is prehistorie'
Een van de domeinen waar Aslander en Witteveen een oplossingsrichting voor suggereren, is het financiële. En dan met name de manier waarop we toegevoegde waarde uitdrukken: in termen van bezit. ‘Piketty heeft het over bezit, over assets. Wij hebben het over toegang. Iemand die een miljard heeft, kan niet meer liedjes luisteren op Spotify dan iemand in de bijstand.'
‘Piketty is prehistorie. Wij hanteren een radicaal ander economisch model. Alles is gebaseerd op het dogma dat we economische groei moeten hebben. Maar dat is niet meer dan de uitkomst van een model. Waar het in het echt om gaat, is of mensen toegang hebben tot de de goederen en de diensten die ze nodig hebben. Dat is waar je rijker van wordt, niet van dat de omzetten en de winsten stijgen.'
Nu technologische innovaties een heleboel producten die vroeger duur waren een stuk goedkoper maken, lijkt op papier de economische groei af te nemen. Wat weer allerlei politieke reacties oproept, zoals bezuinigingen en belastingverhogingen. Het middel van economische groei, uitgedrukt in geldstromen, is dan doel geworden. Witteveen zou economische groei liever meten in termen van output.
‘Als auto's dertig procent goedkoper worden en meer mensen zich er een kunnen veroorloven, dan horen we blij te zijn en niet somber omdat de economie dertig procent is gedaald. Wij zeggen niet: schaf het geld af. Integendeel. Maar mensen zijn zo bezig met het meten en controleren van die geldstromen dat ze niet meer naar het totale plaatje kijken. Als je weer op het doel gaat focussen, wordt alles makkelijker.'
Innoveren zonder risico
Terug naar het idee dat geen oplossing ooit af is. Aslander mist in het design van veel structuren en processen het bewustzijn dat wat vandaag werkt misschien morgen weleens niet meer zou kunnen werken. Elke dag doen er zich mogelijkheden voor die de oplossingen van gisteren overbodig maken. Vroeger ging daar dertig jaar overheen, nu kan het van de ene dag op de andere gebeuren. Dat design zal dus flexibeler moeten en dynamischer.
‘Hoe leuk een Blendle ook is, du moment dat Apple zijn gewicht in de strijd gooit zijn ze weg. In elkaar grijpende vervolginnovaties zorgen elke dag opnieuw voor zulke baanbrekende ontwikkelingen. Supercomputers en deep learning zorgen dat we steeds meer inzichten krijgen in steeds meer contexten, waardoor daar steeds minder mensen voor nodig zijn. Het hele wezen van werk komt daardoor in een ander licht te staan. Wat je geacht wordt te doen, wordt steeds meer onderhevig aan een dynamisch model. Je kunt nooit op je lauweren rusten. Je moet steeds nieuwe dingen blijven proberen en zo snel mogelijk van je fouten leren.'
Die boodschap is niet alleen voor het bedrijfsleven bestemd, benadrukken Aslander en Witteveen. ‘Ook overheden kunnen erbij winnen als ze hun primaire proces openmaken voor burgers om te helpen. We hebben een hoogopgeleide bevolking. Net zoals de scheiding tussen medewerker en klant helpt ook de scheiding tussen ambtenaar en burger niet meer. Die zit ons dwars. Kijk naar de gemeente Utrecht, die miljoenen uitgeeft aan IT-projecten én miljoenen aan bijstand, waaronder voor briljante maar desondanks werkloze programmeurs. Sla die geldstromen over en laat die IT'ers je projecten onder handen nemen: iedereen gelukkig en je bespaart klauwen met geld.'
‘Elke gemeente geeft geld uit aan dingen die ze gratis hadden kunnen krijgen van de burgers waar ze het geld hebben opgehaald. Dat is het paard achter de wagen spannen. In tijdperk van steeds radicalere transparantie, van steeds grotere interconnectiviteit dankzij het web, is er geen argument meer om dat niet te proberen. Niet iedere burger zal zich aangesproken voelen, maar je hebt er maar een handjevol nodig.'
Vandaar de oproep van Martijn Aslander en Erwin Witteveen: ‘Stop met denken in geld, heb het over resources. Pak door naar Permanent Bèta. Op het moment dat je kunt innoveren zonder geld, kun je innoveren zonder risico, kun je innoveren zonder angst, en kan iedereen meer doen. De beste oplossingen komen altijd van unusual suspects!'
Over Pierre Spaninks
Pierre Spaninks (Eindhoven, 1955) was tot zijn pensionering in 2021 zelfstandig professional in journalistiek en communicatie. Hij kreeg landelijk bekendheid als ZZP-expert. Voordien had hij gewerkt in het hoger onderwijs en de consultancy. Hij studeerde Tekstwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en volgde op Harvard het Senior Manager in Government Program. Tegenwoordig legt hij zich toe op de Egyptologie.