De beleidsteksten die mijn collega’s en ik onder ogen krijgen zijn vaak niet om door te komen. Waarom de schrijver de tekst heeft geschreven, is bijvoorbeeld vaak een raadsel. Of wat de schrijver eigenlijk wil zeggen, kunnen we na het lezen niet reproduceren. Bovenal zijn de teksten vaak saaaaaai. Beleid mag best wat leuker worden, toegankelijker vooral. Dat maakt de wereld een stuk aangenamer om dagelijks in te werken.
In trainingen over het schrijven van beleidsteksten, laten we deelnemers hun eigen teksten dan ook duidelijker en toegankelijker maken. De adviezen, die voor de cursisten goed werkten, heb ik opgeschreven in Beleid in de praktijk. Het boek geeft voorbeelden, adviezen, handige modellen, slimme lijstjes en verhalen uit de praktijk.
Een belangrijk advies uit het boek is ‘Begin niet meteen te schrijven'. Overal schrijven te veel mensen te veel beleidsteksten, die niemand leest. Vraag je eerst af wat je wilt bereiken met je tekst.
Bedenk en bespreek vooraf of een tekst wel het juiste communicatiemiddel is. Wat is je doel? Klantgerichter gaan werken? Misschien kun je dan beter in gesprek gaan met de klanten, voordat je een tekst schrijft. Ben je je aan het oriënteren op de beste oplossing voor een organisatieprobleem en kom je er niet goed uit? Bespreek de kwestie door er een infographic van te maken.
Zeg dus vaker, in de woorden van NRC-(kantoor)taalcolumnist Japke-d.-Bouma: ‘Ik ga het niet opschrijven voordat ik begrijp waarom een tekst belangrijk is. Zeg ook veel vaker: ik snap dit niet, kun je dit beter uitleggen'. Niet leuk, maar wel belangrijk. Want pas als jij precies weet hoe de vork in de steel zit, kun je de inhoud kort en duidelijk opschrijven.
Je gaat dus pas schrijven als je precies weet wat de essentie is van je tekst en wat je doel ermee is. En dan?
Dan kies je de structuur die passend is voor je beleidstekst. Dat kan enorm helpen. Want, eerlijk is eerlijk, je denkwerk is meestal nog niet af als je gaat schrijven. Als je een format hebt waarin je je denkwerk aan het papier, of beter gezegd je beeldscherm toevertrouwt, structureert dat meteen je denken. In het boek geef ik per beleidsfase structuren voor teksten, die kunnen je helpen tijdens het schrijfproces.
Toch is zelfs een logische structuur voor jouw tekst is nog geen garantie voor een heerlijk, heldere tekst. Als je stoffige woorden, abstracte termen en ingewikkelde zinnen gebruikt, dan leest de tekst nog niet makkelijk. En dan bedoel ik niet dat je in Jip-en-Janneketaal moet gaan schrijven. Geen kleutertaal alsjeblieft! Duidelijke taal, taal die snel te lezen is, ook als het over complexe zaken gaat.
In het boek staan interviews met praktijkdeskundigen en een van hen zegt: ‘Tegen een burger die het niet eens is met het beleid, te moeten zeggen ‘het is zoals het is', vind ik moeilijk. Maar ik moet het wel doen, als er geen zicht is op verandering in het beleid.'
Is de inhoud van je boodschap niet fijn voor de lezer? Dan is duidelijke taal, extra moeilijk. Draai er niet omheen, maar schrijf op wat je wilt zeggen. Doe dat wel met respect voor de ander. Test vooraf of de tekst goed overkomt. Het boek geeft suggesties voor duidelijke woorden en zinsbouw.
Het boek is gemaakt voor beleidsschrijvers die handvatten zoeken voor duidelijke communicatie over beleid en die zoeken naar manieren om beleidsteksten aangenamer te maken voor de lezer. Dat alles in eenvoudige taal.
Over Fransien Roovers
Fransien Roovers en haar team van Metris Groep ondersteunen ministeries, gemeenten en andere publieke organisaties bij het ontwikkelen en organiseren van beleid. Ze trainen individuele professionals en groepen, en adviseren beleidsmakers over het ontwikkelen en uitwerken van beleid. Ze is de auteur van Beleid in de praktijk.