Nespresso
Wie op een drukke zaterdagmiddag de Bijenkorf of de Mediamarkt bezoekt, komt een kleine maar chique stand tegen gevuld met metallic gekleurde capsules, goede machientjes en goddelijke geuren. Men weet inmiddels dat men het koninkrijk der Nespresso’s heeft betreden, het walhalla van de koffiezetterij waar het enige vernuft dat van de gebruiker vereist wordt, het onthouden van de kleur van zijn favoriete cupje is. Ingesloten in de uitgedokterde supply chain van koffieboon tot gecapsuleerd premier cru maalsel is de consument een optimaal getalenteerde en dus voorspelbare ristrettotapper geworden, een aanwinst voor elke cappobar. Niet omdat de capsulebrouwer meer vakmanschap heeft gekregen, de smaak van de arabica van de robustaboon kan onderscheiden, het verband tussen maalselgrofheid, druk en crèmelaagje kent, maar omdat hij ontlast is van al deze cognitieve ballast. In de kenniseconomie gaat het om slimme systemen en domme mensen. Deze zijn ‘idiot proof’.
En wie denkt dat Nespresso een uitzondering is, heeft het mis. Want wat doet IKEA anders dan Nespresso? Ook prefabcomponenten ontwikkelen die slechts op één manier in elkaar gezet kunnen worden. IKEA is niet beroemd vanwege zijn Zweeds-calvinistische bedrijfsvoering, niet vanwege de vondst geen lucht meer in de verpakkingen te stoppen, ook niet vanwege zijn groene productieprocessen, maar vanwege haar uitgedokterde en gestandaardiseerde onderdelen. Met één enkele inbussleutel schroeft de ergste kluns de hele wereld bij elkaar. Geen kastje hangt er verkeerd, geen tafel wiebelt op ongelijke poten en zelfs de douche is lekvrij. Als ergens sprake is van ‘creative design’ dan wel in het hoofdkwartier in Delft. Met een subliem gevoel voor paradoxaliteit en een petieterig gevoel voor bescheidenheid wordt de verdomming ‘Design-your-own-life’ genoemd. Het maakbare leven is op tweede Paasdag versimpeld tot het scoren van een Billy en deuveltjes en schroeven in de juiste gaatjes douwen. Iedereen kan ontwerpen, de grootste muts kan meubels maken omdat de systemen slim en de gebruikers godzijdank dom zijn.
Kennis in de wereld
Sinds de jaren vijftig, de periode dat de ontwerpwetenschappen opkwamen, richt de kennisontwikkeling zich vaker en meer op kennis in de wereld. De cognitief-psycholoog Donald Norman, een van de grote industriële ontwerpers van de vorige eeuw, wees daar in zijn publicaties steeds op: het gaat om mens-machinesystemen. De kennis in de wereld, in producten en processen, is even belangrijk, nee belangrijker dan de kennis in de hoofden. Alleen uit de interactie tussen de mens en zijn gereedschappen vloeit intelligent gedrag voort. Kubrick voelde zijn tijd goed aan. Dit axioma van industrieel ontwerp geldt nog altijd. Met de verandering van zoekprothese - tomtom in plaats van kaart - is menig vrouw in de auto een stuk intelligenter geworden dan vroeger en weet zij zelfs bij mist de peuterspeelzaal te vinden. Een derderangs videoamateur monteert tegenwoordig de mooiste videoclips, niet omdat zijn verstand van diafragma’s, beelduitsnedes, of montagecuts vergroot is, maar omdat Pinnacle dat van hem heeft overgenomen. De gemiddelde filmer en fotograaf monteert niet maar sleept en klikt. En wat is een journalist of een schrijver zonder de zoekengines, de e-journals en het uitgebreide relatienetwerk via e-mail en in mindere mate via sociale netwerken? Tools, systemen, prothesen maken ons beter, niet een beter verstand.
Meten van de kenniseconomie
Het idee dat je de kwaliteit van de kenniseconomie aan de hand van diploma’s meet, is achterhaald. De kwaliteit van de hersenen van de massa wordt steeds minder belangrijk. Een kleine groep van zeer getalenteerde ingenieurs en supply chain sleutelaars volstaat om de toekomstige systemen uit te denken en de huidige slimmer te maken. Alle mantra’s die beweren dat we het tijdperk van de industrialisering en het Taylorisme achter ons hebben gelaten, berusten op een misvatting. Sterker nog, we hebben die wereld net betreden. De scheiding van hoofdarbeid en uitvoerende arbeid, dat aan de principes van scientific management ten grondslag lag, is in de kenniseconomie in een hogere versnelling gekomen. We weten het allemaal: een dombo met een slim systeem presteert net zo goed als een cum laude geslaagde professional. Misschien nog niet nu maar dan toch wel over een paar jaar. Dat bewijzen IKEA, Nespresso, Pinnacle, Tomtom, Albert Heijn met zijn component food, dag in dag uit. Wie de toekomst van de kenniseconomie wil zien moet op deze bedrijven letten.
Tijd voor nieuwe kennisindicatoren
De kenniseconomie moet recht worden gedaan. We weten niet hoe slim we zijn als we ons alleen baseren op het aantal diploma’s, R&D-gelden, patenten en computervaardigheden. Het is de hoogste tijd om de slimheid van onze systemen te meten: het aantal Billy’s per vierkante meter, de verkoop van niet geschoonde spruitjes, het aantal camera’s om volk en vee te monitoren, het aantal navigators in auto’s, de hoeveelheid chips per huishouden (inmiddels toch wel zo’n veertig tot vijftig), de hoeveelheid gigabytes per miljard bruto nationaal product. Pas wanneer we het nespressogehalte van de samenleving meten, weten we of slim of oliedom zijn.
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.