Prof.dr.mr. E.J.W. Heithuis is hoogleraar belastingrecht aan de Universiteit Utrecht, directeur van het Holland Tax Center, wetenschappelijk adviseur van BDO CampsObers Belastingadviseurs en rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Den Haag.
Meer over E.J.W. HeithuisCompendium Vennootschapsbelasting
Inclusief minimumbelasting 2024 en bronbelastingen
Paperback Nederlands 2024 23e druk 9789013176711Samenvatting
Compendium Vennootschapsbelasting wijst de weg door de gedetailleerde materie van de vennootschapsbelasting en bespreekt de wettelijke regels en belangrijkste jurisprudentie. Hierbij komen ook de dividendbelasting en bronbelasting aan bod. Deze geactualiseerde druk is van waarde voor iedereen die een meer diepgaande kennis van de vennootschapsbelasting nodig heeft.
In Compendium Vennootschapsbelasting wordt één van de belangrijkste en in het oog springende belastingen die Nederland kent besproken. De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 heft een belasting van ‘lichamen’ (bedrijven) die in Nederland zijn opgericht of hier aan het economisch verkeer deelnemen. Dit zijn vooral de NV en de BV, maar bijvoorbeeld ook de coöperatie en woning(bouw)corporatie. Ook stichtingen en verenigingen kunnen belastingplichtig zijn, net als overheidsondernemingen. In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vinden we voor het bedrijfsleven belangrijke leerstukken als de deelnemingsvrijstelling, renteaftrekregels, fiscale eenheid, faciliteiten bij fusies en splitsingen, hybride mismatches en verliesverrekening. Dit zijn stuk voor stuk gecompliceerde onderdelen van de vennootschapsbelasting.
Compendium Vennootschapsbelasting geeft je op gestructureerde wijze inzicht in de hoofdlijnen van de actuele regelgeving rondom de vennootschapsbelasting. De auteurs slagen erin de weerbarstige en vaak gedetailleerde materie van de vennootschapsbelasting toegankelijk te maken. Ze behandelen de wettelijke regels en de belangrijkste jurisprudentie. Hoewel dit compendium voornamelijk gewijd is aan de vennootschapsbelasting, wordt ook de dividendbelasting en de bronbelasting besproken. Verder wordt er aandacht besteed aan de problematiek van verrekenprijzen en de samenhang met het jaarrekeningenrecht. Voor fiscalisten en studenten Deze geactualiseerde uitgave sluit aan bij belangrijke en actuele leerstukken uit de Wet op de vennootschapsbelasting.
Compendium Vennootschapsbelasting is van grote waarde voor iedereen die meer diepgaande kennis van de vennootschapsbelasting vereist, waaronder (bedrijfs)fiscalisten, studenten fiscaal recht en fiscale economie, accountants, bedrijfsadviseurs, bedrijfsjuristen en notarissen. Vennootschapsbelasting - Wet op de vennootschapsbelasting 1969 - Biedt op gestructureerde wijze inzicht - Wettelijke regels en de belangrijkste jurisprudentie
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Lijst van gebruikte afkortingen / VII
1 Inleiding / 1
1.1 Vennootschapsbelasting / 1
1.2 Klassieke stelsel / 4
1.3 Ontwikkelingen binnen Nederland / 8
1.4 Ontwikkelingen in de Europese Unie / 9
1.4.1 Ontwikkelingen in de Europese Unie / 9
1.4.2 Andere internationale ontwikkelingen / 13
1.5 Rechtvaardigingsgrond / 14
2 Subjectieve belastingplicht / 17
2.1 Inleiding / 17
2.2 Vestigingsplaats als aangrijpingspunt voor de belastingplicht / 17
2.3 Binnenlands belastingplichtige lichamen / 21
2.3.1 Inleiding; fictie van art. 2 lid 6 Wet VPB 1969 / 21
2.3.2 Onbeperkt belastingplichtige lichamen / 22
2.3.2.1 Nv’s en bv’s / 22
2.3.2.2 Open commanditaire vennootschappen / 23
2.3.2.3 Andere vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal; vreemdrechtelijke rechtsvormen / 25
2.3.2.4 Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag / 27
2.3.2.5 Onderlinge waarborgmaatschappijen e.a. / 28
2.3.2.6 Woning(bouw)corporaties / 28
2.3.2.7 Fondsen voor gemene rekening / 29
2.3.3 Beperkt belastingplichtige lichamen / 31
2.3.3.1 Verenigingen, stichtingen en andere niet-publiekrechtelijk rechtspersonen / 31
2.3.3.1.1 ‘Indien en voor zover zij een onderneming drijven’ / 31
2.3.3.1.2 ‘In concurrentie treden’ / 33
2.3.3.1.3 Culturele instellingen / 34
2.3.3.2 Overheidsondernemingen / 35
2.3.3.2.1 Directe en indirecte overheidsondernemingen / 35
2.3.3.2.2 Interne activiteiten, quasi-inbesteding, overheidstaken en samenwerkingsverbanden / 36
2.3.3.2.3 Academische ziekenhuizen, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en zeehavens / 37
2.3.3.3 Op de BES-eilanden gevestigde lichamen / 38
2.3.3.4 Omgekeerd hybride lichaam / 39
2.4 Buitenlands belastingplichtige lichamen / 40
2.4.1 Inleiding / 40
2.4.2 Verenigingen en andere rechtspersonen / 41
2.4.3 Open commanditaire vennootschappen en andere vennootschappen / 42
2.4.4 Doelvermogens / 42
2.4.5 Op Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigde lichamen met vaste inrichting op de BES-eilanden / 43
2.5 EU-rechtelijke rechtsvormen / 43
2.5.1 Europees economisch samenwerkingsverband (eesv) / 43
2.5.2 Europese naamloze vennootschap (se) / 44
2.5.3 Europese coöperatieve vennootschap (sce) / 44
2.6 Subjectieve vrijstellingen / 45
2.6.1 Inleiding / 45
2.6.2 Vrijstellingen van art. 5 Wet VPB 1969 / 46
2.6.2.1 Natuurschoonwetlichamen / 46
2.6.2.2 Pensioen- en VUT-fondsen / 46
2.6.2.3 Zorginstellingen / 47
2.6.2.4 Landbouwbedrijven en schade- en uitvaartverzekeraars / 48
2.6.2.5 Ziekenhuisverplegingsfondsen en ziektekostenverzekeraars / 48
2.6.2.6 Bedrijfsverenigingen / 48
2.6.2.7 Openbare leeszalen en bibliotheken / 49
2.6.3 Vrijstellingen van art. 6 Wet VPB 1969 / 49
3 Objectieve belastingplicht / 51
3.1 Inleiding / 51
3.2 Uitgangspunt winstbepaling zelfstandige entiteiten / 52
3.3 Fiscale kapitaalbegrip / 54
3.3.1 Algemeen / 54
3.3.2 Ontstaan van informeel kapitaal / 56
3.3.2.1 In de vermogenssfeer / 57
3.3.2.2 In de kostensfeer / 57
3.4 Winstbegrip / 59
3.4.1 Algemeen / 59
3.4.1.1 ‘Gezamenlijke voordelen, onder welke naam en welke vorm ook’ / 59
3.4.1.2 Boekjaar / 59
3.4.1.3 Functionele valuta / 59
3.4.2 Twee winstbegrippen / 60
3.4.2.1 Totaalwinstbegrip / 60
3.4.2.2 Toerekening aan jaren door middel van goed koopmansgebruik (jaarwinst) / 61
3.5 Totaalwinst / 62
3.5.1 Euro=eurostelsel / 62
3.5.2 Berekening totaalwinst; vermogensvergelijking / 62
3.5.3 Gemiste voordelen, redelijk denkend ondernemer en gemengde kosten / 63
3.6 Objectieve vrijstellingen / 65
3.6.1 Vijf vrijstellingen in Wet VPB 1969 / 65
3.6.2 Kwijtscheldingswinstvrijstelling / 66
3.7 Systematiek van art. 9 en art. 10 Wet VPB 1969 / 67
3.8 Jaarwinstbepaling / 67
3.8.1 Goed koopmansgebruik en bestendige gedragslijn / 67
3.8.1.1 Algemeen / 67
3.8.1.2 Balanscontinuïteit / 68
3.8.1.3 Beginselen van goed koopmansgebruik / 69
3.8.1.4 Realisatiebeginsel / 69
3.8.1.5 Voorzichtigheidsbeginsel / 70
3.8.1.6 Eenvoudsbeginsel / 72
3.8.2 Stelselwijziging / 72
3.8.2.1 Al dan niet verplichte stelselwijziging en incidenteel fiscaal voordeel / 72
3.8.2.2 Foutenleer / 73
3.8.3 Toestand op balansdatum / 73
3.9 Fiscale balans / 74
3.9.1 Waarderingsmethoden / 74
3.9.2 Vorderingen / 74
3.9.3 Voorraden / 75
3.9.4 Onderhanden werk / 75
3.9.5 Bedrijfsmiddelen / 76
3.9.5.1 Begrip ‘bedrijfsmiddel’ / 76
3.9.5.2 Waardering van bedrijfsmiddelen en afschrijvingen / 77
3.9.5.3 Investeringsaftrek / 78
3.9.6 Deelnemingen / 79
3.9.7 Schulden, voorzieningen en pensioenverplichtingen / 80
3.10 Fiscale reserves / 82
3.10.1 Algemeen / 82
3.10.2 Kostenegalisatiereserve / 82
3.10.3 Herinvesteringsreserve / 83
3.10.4 Bestedingsreserve / 84
3.11 Eindafrekening / 85
3.11.1 Algemeen / 85
3.11.2 Verplaatsing vestigingsplaats uit Nederland / 86
3.11.3 Algemene eindafrekening; vangnetbepaling / 88
4 Objectieve belastingplicht; aanvullende bepalingen / 89
4.1 Inleiding / 89
4.2 Dooruitdelingsfaciliteit dividendbelasting, at arm’s length-beginsel en doorstroomlichamen / 90
4.2.1 Vermindering dividendbelasting / 90
4.2.2 At arm’s length-beginsel & mismatches / 91
4.2.2.1 Mismatches in kostensfeer / 91
4.2.2.2 Mismatches in vermogenssfeer / 92
4.2.3 Niet-aftrekbare renten en royalty’s van doorstroomlichamen / 94
4.3 Kapitaalverkeer tussen aandeelhouder(s) en lichaam / 96
4.3.1 Algemeen / 96
4.3.2 Aftrekmogelijkheden van art. 9 Wet VPB 1969 / 98
4.3.2.1 Winstaandelen ten behoeve van het personeel / 98
4.3.2.2 Winstaandelen ter zake van overgenomen concessies, octrooien, enz. / 98
4.3.2.3 Winstdelingen voor de verzekeringnemers bij een verzekeringsmaatschappij / 99
4.3.2.4 Oprichtingskosten en kosten in verband met wijziging van het kapitaal / 100
4.3.2.5 Winstaandelen die toekomen aan coöperaties en beherende vennoten van open cv’s / 101
4.3.2.6 Coöperatie en coöperatieve vereniging / 102
4.3.2.6.1 Aard coöperatie en omvang belastingplicht / 102
4.3.2.6.2 Vaststelling van de verlengstukwinst en verzelfstandigde winst / 103
4.3.2.7 Bijzondere aftrekposten voor ANBI’s en lichamen die een sociaal belang behartigen / 104
4.3.2.7.1 Fondswerversaftrek / 104
4.3.2.7.2 Vrijwilligersaftrek / 105
4.3.3 Niet-aftrekbare uitgaven van art. 10 Wet VPB 1969 / 105
4.3.3.1 Algemeen / 105
4.3.3.2 Winstuitdelingen / 106
4.3.3.3 Belastingen / 107
4.3.3.4 Gebruikelijk loon / 108
4.3.3.5 Werkruimte directeur-aandeelhouder / 108
4.4 Uitgereikte aandelen en toegekende (werknemers)opties / 110
4.5 Winstbepaling woningcorporaties / 111
4.6 Wederverkoop van ter tijdelijke belegging ingekochte aandelen / 111
4.7 Commissarisbeloning / 112
4.8 Giften / 113
4.8.1 Algemeen / 113
4.8.2 Afbakening zakelijke giften / 114
4.8.3 Aftrekbaarheid niet-zakelijke giften / 115
4.9 Afgezonderd particulier vermogen / 116
4.10 Hybride mismatches / 117
4.10.1 Het probleem: werking hybride structuren / 117
4.10.2 De correctie: primaire en secundaire regel / 119
4.10.3 Reikwijdte antihybride-maatregelen / 120
4.10.3.1 Hybride mismatch door middel van hybride financieel instrument / 120
4.10.3.2 Hybride mismatch door middel van hybride lichaam / 122
4.10.3.3 Hybride mismatch door middel van vaste inrichting / 124
4.10.3.4 Hybride mismatch door dubbele aftrek / 126
4.10.4 Alleen in gelieerde verhoudingen / 127
4.10.5 Belastingplichtmaatregel voor ‘omgekeerde hybride’ / 128
4.10.6 Samenloop met andere (rente)aftrekbeperkingen / 128
4.10.7 Documentatieverplichting / 129
5 Eigen vermogen versus vreemd vermogen; renteaftrek / 131
5.1 Inleiding / 131
5.2 Herkwalificatie van geldleningen in kapitaal / 134
5.2.1 Verschillende behandeling van kapitaal en geldleningen in de Wet VPB 1969 / 134
5.2.2 ‘Systeem’ van de Hoge Raad / 135
5.2.2.1 Civielrechtelijke vorm is leidend / 135
5.2.2.2 Drie uitzonderingen leiden tot herkwalificatie / 136
5.2.2.3 Gevolgen van de herkwalificatie / 137
5.2.2.3.1 Lening omlaag / 138
5.2.2.3.2 Lening omhoog / 138
5.2.2.3.3 Lening zijwaarts / 139
5.2.3 Schijnlening nader beschouwd / 139
5.2.4 Deelnemerschapslening nader beschouwd / 140
5.2.5 Bodemlozeputlening nader beschouwd / 142
5.2.6 Omgekeerd: herkwalificatie van kapitaal in geldleningen / 143
5.3 Leningen met een onzakelijk debiteurenrisico / 144
5.3.1 Het arm’s length-beginsel / 144
5.3.2 Onzakelijke lening ‘omhoog’ (arrest Hoge Raad 9 mei 2008) / 145
5.3.3 Onzakelijke lening ‘omlaag’ (de 25 november 2011-arresten) / 146
5.3.3.1 Nieuwe standaardarrest BNB 2012/37 / 146
5.3.3.2 Imputatie rente op onzakelijke lening; borgstellingsanalogie / 148
5.3.3.3 Verlies niet aftrekbaar vanwege deelnemingsvrijstelling / 150
5.3.3.4 Beoordelingstijdstip / 151
5.3.3.5 Gehele lening onzakelijk; geen splitsing / 151
5.3.3.6 Uitsluitend leningen tussen gelieerde partijen / 152
5.3.3.7 Positie schuldenaar / 153
5.3.4 Onzakelijke lening ‘opzij’ (arrest Hoge Raad 20 maart 2015) / 154
5.3.5 Informeel kapitaal respectievelijk verkapt dividend / 155
5.3.6 Hoofdelijke aansprakelijkheid en borgstellingen / 156
5.4 Langlopende en laagrentende geldleningen (art. 10b Wet VPB 1969) / 158
5.4.1 Algemeen; korte historie / 158
5.4.2 Ratio van art. 10b Wet VPB 1969 / 158
5.5 Winstdrainage (art. 10a Wet VPB 1969) / 161
5.5.1 Algemeen / 161
5.5.2 Grondfiguren winstdrainage / 161
5.5.3 Voorgeschiedenis; fraus legis en jurisprudentie Hoge Raad / 166
5.5.4 Reparatie in art. 10a Wet VPB 1969 / 168
5.5.5 Hoofdregel van art. 10a Wet VPB 1969 / 168
5.5.5.1 Schuld aan verbonden lichaam of natuurlijk persoon / 169
5.5.5.2 Causaal verband / 171
5.5.6 Rente, kosten en valutaresultaten / 172
5.5.7 Besmette rechtshandelingen van art. 10a lid 1 Wet VPB 1969 / 173
5.5.7.1 Winstuitdeling en teruggaaf van gestort kapitaal / 173
5.5.7.2 Kapitaalstorting in verbonden lichaam / 174
5.5.7.3 Interne verhanging en externe acquisitie / 174
5.5.7.4 Andere situaties waarin art. 10a Wet VPB 1969 van toepassing is / 176
5.5.8 Tegenbewijs; zakelijkheidstoets en compenserende heffing / 180
5.5.8.1 In overwegende mate zakelijke overwegingen / 181
5.5.8.2 Compenserende heffing / 185
5.5.9 Samenloop met fiscale eenheid / 189
5.5.10 Begrippen ‘verbonden lichaam’ en ‘verbonden natuurlijk persoon’ / 190
5.5.10.1 Verbondenheid omlaag, omhoog en opzij / 190
5.5.10.2 Begrip ‘belang’ / 191
5.5.10.3 Samenwerkende groep / 192
5.5.11 Relatie met fraus legis / 193
5.6 Earningsstripping (art. 15b Wet VPB 1969) / 196
5.6.1 Voorgeschiedenis / 196
5.6.2 OESO BEPS (2013-2015) en ATAD1 (2016) / 197
5.6.3 Earningsstripping in hoofdlijnen / 198
5.6.4 Saldo aan renten / 199
5.6.5 Gecorrigeerde winst (ebitda) / 201
5.6.6 Doorschuifbepaling / 202
5.6.6.1 Bepaling tegen handel in rentelichamen / 203
5.6.6.2 Flankerende maatregelen in fiscale eenheid / 203
5.6.7 Overgangsrecht / 204
5.6.8 Afwijkingen ten opzichte van ATAD1 / 204
5.7 Minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars / 205
5.7.1 Achtergrond / 205
5.7.2 Banken en verzekeraars / 206
5.7.3 Minimumkapitaal / 206
5.7.4 Rente / 207
5.7.5 Slotbeschouwing / 207
5.8 Samenloop tussen renteaftrekbeperkingen / 208
6 Deelnemingsvrijstelling / 211
6.1 Inleiding; ne-bis-in-idembeginsel / 211
6.2 Begrip ‘deelneming’ / 213
6.2.1 Algemeen / 213
6.2.2 Omvangscriterium / 214
6.2.2.1 Ten minste 5% van het nominaal gestorte kapitaal / 214
6.2.2.2 Soortaandelen, certificaten en opties op aandelen / 216
6.2.2.3 Lidmaatschapsrechten van coöperaties en commanditaire participaties in open cv’s / 219
6.2.2.4 Aandeel in omgekeerd hybride lichaam / 220
6.2.2.5 Samenhang met bijzondere regimes van de vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling / 220
6.2.3 Beleggingsdeelneming / 221
6.2.3.1 Vereisten / 222
6.2.3.2 Fictieve beleggingen / 224
6.2.3.3 Kwalificerende beleggingsdeelnemingen / 225
6.2.3.4 Reële-heffings- of onderworpenheidstoets / 225
6.2.3.5 Bezittingentoets / 228
6.2.3.5.1 Begrip ‘vrije belegging’ / 228
6.2.3.5.2 Begrip ‘laagbelast’ / 231
6.2.3.5.3 Drie bijzondere regelingen / 231
6.2.3.6 Jaarlijkse herwaarderingsverplichting / 232
6.2.3.7 Deelnemingsverrekening / 232
6.2.4 Meesleep- en meetrekregeling; aflopende deelneming / 235
6.2.4.1 Meesleepregeling; winstbewijzen en deelnemerschapsleningen / 236
6.2.4.2 Meetrekregeling; aandelen, winstbewijzen en deelnemerschapsleningen / 237
6.2.4.3 Aflopende deelneming / 239
6.2.5 Sfeerovergang / 240
6.2.5.1 Compartimenteringsjurisprudentie / 240
6.2.5.2 Compartimenteringsreserve / 241
6.2.5.2.1 Aanleiding / 241
6.2.5.2.2 Belaste en onbelaste compartimenteringsreserve / 242
6.2.5.2.3 Samenloop met liquidatieverliesregeling / 244
6.3 Vrijgestelde voordelen / 245
6.3.1 Voordelen ‘uit hoofde van’ de deelneming / 245
6.3.1.1 Algebraïsche begrip ‘voordelen’ / 246
6.3.1.2 ‘Alle voordelen’; zowel dividenden als verkoopresultaten / 246
6.3.2 Dividenduitkeringen / 247
6.3.2.1 Verkapt of vermomd dividend / 247
6.3.2.2 Meegekocht dividend / 248
6.3.2.3 Winstbonus- en agiobonusaandelen en claims / 249
6.3.3 Kosten verband houdend met de deelneming / 249
6.3.4 Andere voordelen uit hoofde van de deelneming / 252
6.3.4.1 Voordelen uit opties op aandelen / 252
6.3.4.2 Voordelen uit earn-out-regelingen en balansgaranties / 254
6.3.4.3 Voordelen uit hybride leningen en hybride kapitaal / 256
6.3.4.4 Valutakoersresultaten / 258
6.3.4.5 Voordelen uit valuta-afdekkingsinstrumenten / 259
6.4 CFC-regeling / 260
6.4.1 Achtergrond / 260
6.4.2 Hoofdlijnen / 261
6.4.3 Uitzonderingen / 262
6.4.4 Voorkoming van dubbele winstbelasting / 262
6.5 Omzetting afgewaardeerde vorderingen in aandelenkapitaal en aanverwante rechtsfiguren / 263
6.5.1 Vorderingen versus deelnemingen / 263
6.5.2 Korte historie / 265
6.5.3 Huidige regime van art. 13ba Wet VPB 1969 / 266
6.5.3.1 Algemeen / 266
6.5.3.2 Relevante rechtshandelingen / 267
6.5.3.3 Opwaarderingsreserve / 268
6.5.3.3.1 Gespreide vrijval ten gunste van de winst / 268
6.5.3.3.2 Vervreemding deelneming (voormalig schuldenaar) / 269
6.5.3.3.3 Antimisbruikbepalingen / 269
6.5.4 Vervreemding schuldvordering (art. 13b Wet VPB 1969) / 270
6.5.5 Samenloop met liquidatieverliesregeling / 272
6.6 Liquidatieverliesregeling / 273
6.6.1 Inleiding / 273
6.6.2 Achtergrond liquidatieverliesregeling / 274
6.6.3 Voorwaarden liquidatieverlies / 275
6.6.3.1 Algemene voorwaarden / 275
6.6.3.2 Kwantitatieve en territoriale voorwaarde / 276
6.6.4 Omvang liquidatieverlies / 279
6.6.4.1 Opgeofferde bedrag / 279
6.6.4.2 Totaal liquidatie-uitkeringen / 281
6.6.5 Tijdstip verliesneming / 282
6.6.5.1 Algemene voorwaarden / 282
6.6.5.2 Temporele voorwaarde / 284
6.6.6 Liquidatie tussenhoudstervennootschap / 285
6.7 Aandelenfusie, splitsing en juridische fusie / 288
7 Fusies en splitsingen / 291
7.1 Inleiding / 291
7.2 Aandelenfusie / 295
7.2.1 Algemeen / 295
7.2.2 Voor de faciliteit kwalificerende aandelenfusie / 297
7.2.3 Niet gericht op ontgaan of uitstellen van belastingheffing / 298
7.2.4 Inhoud van de faciliteit; doorschuiving fiscale boekwaarde / 299
7.3 Bedrijfsfusie / 299
7.3.1 Algemeen / 299
7.3.2 Tegenprestatie en belastinglatentie / 301
7.3.3 Voorwaarden voor toepassing van de faciliteit / 304
7.3.3.1 Materiële onderneming / 304
7.3.3.2 Niet gericht op ontgaan of uitstellen van belastingheffing / 306
7.3.4 Tijdstip van overdracht; terugwerkende kracht / 306
7.3.5 Bedrijfsfusiefaciliteit van rechtswege; voorwaarden en indeplaatstreding / 307
7.3.6 Bedrijfsfusiefaciliteit op verzoek / 310
7.3.6.1 Standaardvoorwaarden / 310
7.3.6.2 Vermogen dat verdwijnt of bereik VPB verlaat / 311
7.3.6.2.1 Onderlinge vorderingen en schulden / 311
7.3.6.2.2 Onderlinge kapitaalsverhoudingen / 312
7.3.6.3 Verrekening van verliezen / 313
7.3.6.4 Innovatiebox / 314
7.3.6.5 Latent liquidatieverlies en latent stakingsverlies objectvrijstelling / 314
7.3.6.6 Deelnemingsvrijstelling na bedrijfsfusie / 315
7.3.6.7 Overdragende rechtspersoon is stichting of vereniging / 315
7.3.6.8 Voortgewenteld saldo aan renten ex art. 15b Wet VPB 1969 / 316
7.3.6.9 Verrekening van voorheffingen / 317
7.4 Splitsing / 317
7.4.1 Algemeen / 317
7.4.2 Splitsing met fiscale afrekening / 321
7.4.3 Splitsingsfaciliteit van rechtswege / 322
7.4.3.1 Indeplaatstreding; doorschuiving fiscale boekwaarden / 322
7.4.3.2 Voorwaarden / 325
7.4.3.3 Niet gericht op ontgaan of uitstellen van belastingheffing / 327
7.4.3.4 Relatie met liquidatieverliesregeling / 327
7.4.4 Splitsingsfaciliteit op verzoek / 327
7.4.4.1 Standaardvoorwaarden / 327
7.4.4.2 Vermogen dat verdwijnt of bereik VPB verlaat / 328
7.4.4.2.1 Onderlinge vorderingen en schulden / 328
7.4.4.2.2 Onderlinge kapitaalsverhoudingen / 329
7.4.4.2.3 Verkrijgende rechtspersoon is buiten Nederland gevestigd / 329
7.4.4.3 Vordering daalt in waarde / 330
7.4.4.4 Opwaarderingsreserve / 331
7.4.4.5 Verrekening van verliezen / 331
7.4.4.6 Latent liquidatieverlies en latent stakingsverlies objectvrijstelling / 332
7.4.4.7 Voortgewenteld saldo aan renten ex art. 15b Wet VPB 1969 / 333
7.4.4.8 Afsplitsende rechtspersoon is stichting of vereniging / 333
7.4.5 Fiscale positie aandeelhouders splitsende rechtspersonen / 334
7.4.5.1 Aandeelhouder verdwijnende rechtspersoon / 334
7.4.5.2 Aandeelhouder verkrijgende rechtspersoon / 336
7.5 Juridische fusie / 337
7.5.1 Algemeen / 337
7.5.2 Fusie met fiscale afrekening / 340
7.5.3 Fusiefaciliteit van rechtswege / 340
7.5.3.1 Indeplaatstreding; doorschuif fiscale boekwaarden / 340
7.5.3.2 Voorwaarden voor fusiefaciliteit van rechtswege / 343
7.5.3.3 Niet gericht op ontgaan of uitstellen van belastingheffing / 344
7.5.4 Fusiefaciliteit op verzoek / 345
7.5.4.1 Standaardvoorwaarden / 345
7.5.4.2 Vermogen dat verdwijnt of bereik VPB verlaat / 345
7.5.4.2.1 Onderlinge vorderingen en schulden / 345
7.5.4.2.2 Onderlinge kapitaalsverhoudingen / 346
7.5.4.2.3 Verkrijgende rechtspersoon is buiten Nederland gevestigd / 346
7.5.4.3 Opwaarderingsreserve / 346
7.5.4.4 Verrekening van verliezen / 347
7.5.4.5 Latent liquidatieverlies en latent stakingsverlies objectvrijstelling / 347
7.5.4.6 Voortgewenteld saldo aan renten ex art. 15b Wet VPB 1969 / 348
7.5.5 Fiscale positie aandeelhouders fuserende rechtspersonen / 349
7.5.5.1 Aandeelhouder verdwijnende rechtspersoon / 349
7.5.5.2 Aandeelhouder verkrijgende rechtspersoon / 351
7.6 Overheidsondernemingen / 351
7.7 Antiontgaansbepalingen / 352
7.7.1 Inleiding / 352
7.7.2 Hoofdregel: niet gericht op ontgaan of uitstellen van belastingheffing / 352
7.7.3 Eerste bewijsvermoeden: in overwegende mate zakelijke overwegingen / 358
7.7.4 Tweede bewijsvermoeden: driejaars vervreemdingsverbod / 360
7.7.5 Zekerheid vooraf / 361
7.8 Samenhang met fiscale eenheid / 362
8 Geruisloze terugkeer uit de bv / 363
8.1 Inleiding / 363
8.2 Terugkeerfaciliteiten in de fiscale wetgeving / 364
8.2.1 In vogelvlucht / 364
8.2.2 Omzetting meervoudige VPB- en AB-claim in enkelvoudige IB-claim / 367
8.2.2.1 Doorschuiving fiscale boekwaarden / 367
8.2.2.2 AB-claim vóór terugkeer wijkt af van IB-claim na terugkeer / 368
8.2.2.3 Terugkeerreserve / 369
8.2.3 Faciliteiten alleen op verzoek / 369
8.3 Eisen gesteld aan de terugkeerfaciliteit / 370
8.3.1 Voortzettingseis en rechtsvorm na de terugkeer / 370
8.3.2 Aandeelhouderseis / 371
8.3.3 Ontbindingseis / 372
8.3.4 Ondernemingsvermogenseis / 373
8.3.5 Toegestane lichamen / 374
8.3.5.1 Nv of bv of vergelijkbare buitenlandse lichamen / 374
8.3.5.2 In Nederland gevestigd of vaste inrichting in Nederland / 374
8.4 Gevolgen voor compensabele verliezen / 375
8.4.1 Algemeen / 375
8.4.2 Verplichte herwaardering activa en passiva / 375
8.4.3 Verhoging boekwaarde en fiscale reserves / 376
8.4.4 Na terugkeer resterende compensabele verliezen en onverrekende voorheffingen / 377
8.5 Waardebepaling aandelen en onderneming / 379
8.6 Positieve of negatieve terugkeerreserve / 379
8.7 Nadere voorwaarden / 381
8.7.1 Algemeen / 381
8.7.2 Schulden en vreemd vermogen / 381
8.7.3 Lijfrente- en pensioenverplichtingen / 383
8.7.4 Vordering en schulden tussen bv en voortzetters / 383
8.8 Gevolgen voor voortzettende aandeelhouders in inkomstenbelasting / 384
8.9 Enkele tijdsbepalingen / 385
8.9.1 Overgangstijdstip en ontbinding / 385
8.9.2 Terugwerkende kracht / 386
8.9.3 Verzoek tot toepassing van de faciliteit / 387
9 Fiscale eenheid / 389
9.1 Inleiding / 389
9.2 Karakter fiscale eenheid / 391
9.3 Voor- en nadelen fiscale eenheid / 392
9.4 Vereisten aangaan fiscale eenheid / 394
9.4.1 Op verzoek; beperkte terugwerkende kracht van maximaal drie maanden / 395
9.4.2 Bezitsvereiste van ten minste 95% / 396
9.4.2.1 Middellijk aandelenbezit en verschillende soorten aandelen / 397
9.4.2.2 Economische en juridische eigendom / 398
9.4.3 Samenvallende boekjaren / 400
9.4.4 Dezelfde winstbepalingen bij moeder- en dochtermaatschappij / 401
9.4.5 Vestigingsplaatseisen voor moeder- en dochtermaatschappij / 402
9.4.6 Kwalificerende rechtsvorm / 406
9.4.7 Geen voorraadaandelen / 407
9.5 Einde fiscale eenheid / 408
9.5.1 Gevallen waarin fiscale eenheid eindigt / 408
9.5.2 Voeging en ontvoeging in hetzelfde boekjaar / 409
9.6 Gevolgen bij voeging in fiscale eenheid / 410
9.6.1 Waardesprong als gevolg van voeging in fiscale eenheid / 410
9.6.2 Dochtermaatschappij sluit boekjaar af / 412
9.6.3 Door dochtermaatschappij te volgen gedragslijn / 412
9.6.4 Entreeheffingen van art. 15ab Wet VPB 1969 / 413
9.6.4.1 Herwaardering van aandelen in dochtermaatschappij / 413
9.6.4.2 Verrekening van op voegingstijdstip aanwezige latente liquidatieverliezen / 413
9.6.4.3 Onderlinge vordering/schuldverhoudingen tussen moederen dochtermaatschappij / 415
9.7 Belastingheffing tijdens bestaan fiscale eenheid / 417
9.7.1 Gevolgen van gevoegd zijn in fiscale eenheid / 417
9.7.2 Toepassing kwijtscheldingswinstvrijstelling / 419
9.7.3 Voorkoming van buitenlandse winstbelasting / 420
9.8 Gevolgen bij ontvoeging van fiscale eenheid / 422
9.8.1 Aanvang nieuw boekjaar voor dochtermaatschappij / 423
9.8.2 Fiscale indeplaatstreding / 423
9.8.2.1 Gevolgen voor herinvesteringsreserve / 424
9.8.2.2 Waardering van deelneming en bepaling van opgeofferde bedrag / 426
9.8.3 Onderlinge vordering/schuldverhoudingen tussen moederen dochtermaatschappij / 427
9.8.4 Ontvoeging in zicht van liquidatie / 429
9.8.5 Oneigenlijk gebruik in relatie tot art. 13d Wet VPB 1969 / 430
9.9 Verrekening verliezen, ‘art. 15b’-rente en buitenlandse bronbelasting van vóór en na fiscale eenheid / 431
9.9.1 Verrekening verliezen van vóór voegingstijdstip (voorvoegingsverliezen) / 431
9.9.1.1 Verrekening voorvoegingsverliezen met nieuw opgerichte dochtermaatschappij / 434
9.9.1.2 Fictieve winstsplitsing / 435
9.9.1.3 Transacties binnen fiscale eenheid / 436
9.9.2 Verliesverrekening over ontvoegingstijdstip heen / 437
9.9.2.1 Verrekening voorvoegingsresultaten / 438
9.9.2.2 Verrekening fiscale-eenheidsresultaten / 438
9.9.3 Verrekening ‘art. 15b’-rente van vóór en na fiscale eenheid / 441
9.9.4 Toepassing doorschuifregeling dividendbelasting en buitenlandse bronbelasting van vóór en na fiscale eenheid / 441
9.10 Antimisbruikbepaling ter zake van binnen fiscale eenheid overgedragen vermogensbestanddelen / 442
9.10.1 Algemeen / 442
9.10.2 Voorwaarden toepassing art. 15ai Wet VPB 1969 / 444
9.10.2.1 Besmette transactie / 444
9.10.2.2 Beëindiging fiscale eenheid / 445
9.10.2.3 Sanctietermijnen / 446
9.10.3 Inhoud sanctie art. 15ai Wet VPB 1969 / 448
9.10.4 Bijzondere regels in relatie tot herinvesteringsreserve / 450
9.11 Fiscale eenheid met buitenlands belastingplichtige / 451
9.11.1 Fiscale eenheid met buitenlandse dochtermaatschappij / 451
9.11.2 Fiscale eenheid met buitenlandse moedermaatschappij / 453
9.12 Enkele aanvullende regels in Invorderingswet 1990 / 454
9.12.1 Verrekening belastingschulden met belastingvorderingen / 455
9.12.2 Hoofdelijke aansprakelijkheid voor vennootschapsbelastingschuld / 455
10 Nederlands inkomen bij buitenlands belastingplichtigen en buitenlandse ondernemingswinsten bij binnenlands belastingplichtigen / 457
10.1 Inleiding / 457
10.1.1 Buitenlandse belastingplicht / 459
10.1.2 Object van heffing buitenlandse belastingplicht / 460
10.2 Regelingen ter voorkoming van dubbele belasting / 461
10.2.1 Algemeen / 461
10.2.2 Methoden ter voorkoming van dubbele belasting / 463
10.2.3 Verdragswoon- of -vestigingsplaats / 464
10.2.4 Diverse inkomensbestanddelen / 466
10.3 Het Nederlands inkomen / 466
10.3.1 Algemeen / 466
10.3.2 Belastbaar Nederlands bedrag / 468
10.3.3 Winst uit onderneming / 469
10.3.3.1 Algemeen / 469
10.3.3.2 Begrip ‘vaste inrichting’ / 469
10.3.3.3 Begrip ‘vaste vertegenwoordiger’ / 472
10.3.3.4 Bepaling omvang winst uit onderneming / 474
10.3.3.5 Ander Nederlands inkomen / 475
10.3.4 Inkomen uit aanmerkelijk belang / 476
10.3.4.1 Algemeen / 476
10.3.4.2 Definitie ‘aanmerkelijk belang’ / 479
10.4 Vervoersondernemingen / 480
10.5 Objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten / 481
10.5.1 Algemeen / 481
10.5.2 Objectvrijstelling / 483
10.5.3 Stakingsverliezen / 485
10.5.4 Laagbelaste beleggingsonderneming / 488
10.5.4.1 Voorwaarden laagbelaste beleggingsonderneming / 488
10.5.4.2 Verrekeningsmethode in plaats van vrijstellingsmethode / 489
11 Verliesverrekening / 491
11.1 Achterwaartse en voorwaartse verliesverrekening / 491
11.1.1 Termijnen en omvang te verrekenen verliezen / 491
11.1.2 Enkele formele regels / 493
11.1.3 Voorlopige verliesverrekening / 495
11.2 Beperking verliesverrekening voor houdster- en financieringslichamen (tot 2019) / 496
11.3 Handel in verlieslichamen / 497
11.3.1 Algemeen; handel in verrekenbare verliezen / 497
11.3.2 Korte historie; art. 20 lid 5 (oud) Wet VPB 1969 / 499
11.3.3 Art. 20a Wet VPB 1969 / 500
11.3.3.1 Aandeelhouderstoets / 501
11.3.3.1.1 Wijziging uiteindelijke belang in verlieslichaam / 501
11.3.3.1.2 Uitzonderingen / 504
11.3.3.2 Beleggingstoets en werkzaamheden- of inkrimpingstoets / 508
11.3.3.2.1 Beleggingstoets / 509
11.3.3.2.2 Werkzaamheden- of inkrimpingstoets / 511
11.3.3.3 Overige aspecten van art. 20a Wet VPB 1969 / 513
11.3.3.3.1 Achterwaartse verliesverrekening / 513
11.3.3.3.2 Herwaarderingsmogelijkheid en vrijval herinvesteringsreserve / 514
11.3.3.3.3 Zekerheid vooraf / 516
12 Tarief en wijze van heffing / 519
12.1 Algemeen tarief van 25,8% / 519
12.2 Nihiltarief voor fiscale beleggingsinstellingen / 520
12.3 Extra heffingen bovenop algemene VPB-tarief / 521
12.4 Wijze van heffing / 521
12.5 Verrekening van voorheffingen / 523
13 Bijzondere regelingen / 527
13.1 Inleiding / 527
13.2 Innovatiebox / 527
13.2.1 Inleiding / 527
13.2.2 Bijzonder tarief van effectief 9% / 528
13.2.3 Territoriale binding met Nederland / 529
13.2.3.1 Substance / 529
13.2.3.2 Nexusbenadering / 530
13.2.4 S&O-verklaring ‘plus’ / 531
13.2.4.1 S&O-verklaring / 532
13.2.4.2 Kwalificerende immateriële activa / 532
13.2.5 Kwalificerende voordelen (nexusbreuk) / 534
13.2.5.1 Vaststellen voordelen; per-activummethode / 535
13.2.5.2 Afpelmethode en kostengerelateerde methode / 536
13.2.6 Drempel / 537
13.2.7 Forfaitaire regeling / 538
13.2.8 Op verzoek / 539
13.2.9 Administratieverplichtingen / 540
13.3 Handel in herinvesteringsreservelichamen / 540
13.3.1 Algemeen; wat is het misbruik? / 540
13.3.2 Regeling van art. 12a Wet VPB 1969 / 541
13.3.2.1 Aandeelhouderstoets / 542
13.3.2.2 Beleggingstoets / 543
13.3.2.3 Antimisbruikmaatregelen / 543
13.4 Bijzondere regimes voor vrijgestelde en fiscale beleggingsinstellingen / 546
13.4.1 Inleiding / 546
13.4.2 Vrijgestelde beleggingsinstellingenregime (VBI-regime) / 547
13.4.2.1 Achtergrond van ‘deluxe’ beleggingsinstellingenregime / 547
13.4.2.2 VBI-regime in kort bestek; subjectieve vrijstelling / 548
13.4.2.3 Voorwaarden voor VBI-regime / 548
13.4.2.4 Aanpalende regels in vennootschaps-, inkomsten- en dividendbelasting / 549
13.4.3 Fiscale-beleggingsinstellingenregime (FBI-regime) / 550
13.4.3.1 Achtergrond FBI-regime / 550
13.4.3.2 Kern van het bijzondere regime; 0%-tarief en doorstootverplichting / 551
13.4.3.3 Voorwaarden voor statusverkrijging / 552
13.4.3.4 Voor uitdeling beschikbare winst; herbeleggings- en afrondingsreserve / 554
13.4.3.5 Statusovergangen / 555
13.5 Omzetting van rechtspersonen / 556
13.5.1 Inleiding / 556
13.5.2 Afrekeningsficties in art. 28a Wet VPB 1969 / 556
13.6 Bijzonder regime voor verzekeringsondernemingen / 558
13.6.1 Inleiding / 558
13.6.2 Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars / 559
13.6.2.1 Aanvullende regels; premiereserve / 559
13.6.2.2 Egalisatie- en calamiteitenreserve / 559
14 Verrekenprijzen / 561
14.1 Inleiding / 561
14.2 Totaalwinstbegrip / 562
14.3 Het arm’s length-beginsel (art. 8b Wet VPB 1969) / 563
14.3.1 Inleiding / 563
14.3.2 Het arm’s length-beginsel / 564
14.3.3 Gelieerdheid / 564
14.3.4 Verrekenprijsdocumentatie / 564
14.4 Vergelijkbaarheid / 565
14.5 Bandbreedte / 565
14.6 Verrekenprijsmethoden / 566
14.6.1 Inleiding / 566
14.6.2 ‘Comparable Uncontrolled Price’ (CUP) / 566
14.6.3 Resale Price Method / 567
14.6.4 Cost Plus Method / 567
14.6.5 Profit Split Method / 567
14.6.6 Transactional Net Margin Method (TNMM) / 567
14.6.7 Schematisch overzicht / 568
14.7 Keuze verrekenprijsmethode (algemeen) / 568
14.8 Keuze verrekenprijsmethode (restwinst en routinewinst) / 570
14.9 Verrekenprijsdocumentatie (algemeen) / 571
14.9.1 Algemeen / 571
14.9.2 Inhoud / 572
14.9.3 Grote ondernemingen / 573
14.10 Dubbele belastingheffing en eliminatie hiervan / 574
14.11 Investeringsklimaat, tax planning en maatschappelijke onrust / 576
14.12 Mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel / 577
15 Minimumbelasting 2024 / 579
15.1 Inleiding / 579
15.2 Pijler 2 / 580
15.3 Reikwijdte minimumbelasting / 581
15.4 Wijze van bijheffing / 582
15.4.1 Drie wijzen van bijheffing / 582
15.4.2 Bepalen van de bijheffing op hoofdlijnen / 584
15.4.2.1 Binnenlandse bijheffing / 586
15.4.2.2 Inkomen-inclusiemaatregel / 588
15.4.2.3 Onderbelastewinstmaatregel / 594
15.5 Netto kwalificerend inkomen / 600
15.5.1 Berekening effectieve minimumtarief / 600
15.5.2 Arm’s-lengthbeginsel / 602
15.5.3 Intragroepsfinancieringsregeling tussen groepsentiteiten / 603
15.5.4 Kwalificeerbaar restitueerbaar belastingtegoed (tax credits) / 604
15.5.5 Uitgesloten dividend / 607
15.5.6 Liquidatieverlies / 609
15.5.7 Scheepvaart / 611
15.5.8 Vaste inrichting / 611
15.5.9 Doorkijkentiteit / 611
15.5.10 Op aandelen gebaseerde betaling / 613
15.5.11 Waardering op reële waarde / 613
15.5.12 Vervreemding van lokale vaste activa / 614
15.5.13 Geconsolideerde grondslag bij fiscale groepsregelingen / 615
15.5.14 Verzekeringsmaatschappijen / 615
15.5.15 Aanvullend tier 1-kapitaal / 616
15.6 Berekening gecorrigeerde betrokken belastingen / 616
15.6.1 Betrokken belastingen / 616
15.6.2 Belastinglatenties / 620
15.7 Berekening effectieve belastingheffing en bijheffing / 624
15.7.1 Uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid / 624
15.7.2 Bijheffing / 625
15.7.3 In minderheidsbelang gehouden groepsentiteit / 626
15.7.4 De minimis-uitzondering / 626
15.7.5 Veiligehavenregels / 627
15.8 Bijzondere regelingen / 631
15.8.1 Fusies, activa/passiva-transacties en reorganisaties / 631
15.8.2 Joint ventures / 632
15.8.3 Beleggingsentiteit / 633
15.9 Formele aspecten / 634
15.9.1 Wijze van heffing / 634
15.9.2 Inlichtingenverplichting / 635
15.9.3 Belastingrente / 636
15.9.4 Invordering en aansprakelijkheid / 636
15.9.5 Bijheffing-informatieaangifte / 637
15.9.6 Naheffing / 638
15.9.7 Sancties ten aanzien van de bijheffing-informatieaangifte / 639
15.10 Transitiebepalingen / 641
16 Bronbelastingen / 643
16.1 Dividendbelasting / 643
16.1.1 Plaats dividendbelasting in Nederlandse belastingstelsel / 645
16.1.2 Houdbaarheid dividendbelasting / 646
16.1.3 Voorheffing inkomsten- en vennootschapsbelasting / 648
16.2 Subjectieve onderworpenheid / 649
16.3 Object van heffing / 650
16.3.1 Objectieve stelsel / 650
16.3.2 Kapitaalbegrip / 652
16.3.3 Uitdelingen / 652
16.3.4 Inkoop eigen aandelen, liquidatie-uitkeringen en kapitaalterugbetaling / 652
16.3.5 Fusie en splitsing / 654
16.3.5.1 Antimisbruikbepalingen / 654
16.3.5.2 Step-up bij grensoverschrijdende fusie en splitsing / 655
16.3.6 Initiatiefwetsvoorstel Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting / 656
16.4 Tarief / 657
16.5 Vrijstellingen en teruggaveregelingen / 658
16.5.1 Inhoudingsvrijstelling voor deelnemingen / 658
16.5.2 Inhoudingsvrijstelling bij fiscale eenheden / 660
16.5.3 Teruggaveregelingen / 661
16.5.4 EU-rechtelijke teruggaveregelingen / 661
16.5.5 Dooruitdelingsfaciliteit voor Nederlandse houdstervennootschappen / 663
16.5.6 Afdrachtvermindering voor fiscale beleggingsinstellingen / 664
16.6 Internationale aspecten / 664
16.6.1 Belastingverdragen / 664
16.6.2 EU-recht / 666
16.6.3 Dividendstripping / 667
16.7 Conditionele bronbelasting op renten en royalty’s / 668
16.7.1 Inleiding / 668
16.7.2 Inhoudingsplichtigen / 670
16.7.3 Subjectieve belastingplicht / 671
16.7.3.1 Gelieerdheid / 671
16.7.3.2 Verschillende typen voordeelgerechtigden / 671
16.7.4 Object van heffing / 673
16.7.5 Tarief en wijze van heffing / 674
16.8 Additionele conditionele bronbelasting op dividenden / 674
16.8.1 Inleiding / 674
16.8.2 Inhoudingsplichtige / 676
16.8.3 Subjectieve belastingplicht / 676
16.8.4 Object van heffing / 676
16.8.5 Tarief en wijze van heffing / 677
16.8.6 Samenloop Wet DB 1965 en Wet BB 2021 / 677
Trefwoordenregister / 679
Overige te raadplegen literatuur / 693
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan