Natrekking door onroerende zaken
Gebonden Nederlands 2016 1e druk 9789013138818Samenvatting
Het proefschrift heeft als onderwerp natrekking door onroerende zaken. Van natrekking is volgens Van der Plank sprake als een eigendomsrecht (op een zaak) mede een voormalig zelfstandig eigendomsrecht gaat omvatten. Aan de hand van een aantal concrete, praktische vragen wordt besproken op welke drie wijzen natrekking door een onroerende zaak plaats kan vinden.
Zo wordt ingegaan op de vraag of zonnepanelen nagetrokken worden door het huis waarop zij geplaatst zijn, hoe bepaald wordt wie eigenaar is van studenten-containerwoningen en wordt stil gestaan bij de juridische problemen omtrent de ontwikkeling van drijvende steden. Onderzocht wordt of er een overkoepelend criterium voor natrekking door onroerende zaken te onderscheiden is.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Inleiding 1
1. Introductie van het onderwerp 1
2. Terminologie 3
2.1 Natrekking 3
2.2 Zaak 4
3. Onderzoeksvragen en doel van het onderzoek 5
4. Onderzoeksmethode en afbakening van het onderwerp 6
5. Plan van behandeling 8
Hoofdstuk 1 Natrekking op grond van art. 3:3 j° 5:20 BW 11
1.1 De definitie van onroerende zaken (art. 3:3 lid 1 BW) 13
1.1.1 De grond 14
1.1.2 De nog niet gewonnen delfstoffen en beplantingen 16
1.1.3 Gebouwen en werken 17
1.2 De directe vereniging van art. 3:3 lid 1 BW 21
1.2.1 Het Portacabinarrest 21
1.2.2 Amercentrale-arrest 24
1.2.3 Het bestemmingscriterium en de verkeersopvatting 26
1.3 De indirecte vereniging van art. 3:3 lid 1 BW 27
1.3.1 Het arrest Dépex/Curatoren 27
1.3.2 Het WKK-arrest 30
1.3.3 Grondreinigingsinstallatie-arrest 32
1.4 De herkomst van de indirecte vereniging van art. 3:3 lid 1 BW 34
1.4.1 De aansprakelijkheid van een bezitter van een opstal 34
1.4.2 Het Kraanbalkarrest 35
1.4.2.1 Hulpzaken en onroerend door bestemming 36
1.4.2.2 Afschaffing van de hulpzaak 37
1.4.3 Verruiming in het gewijzigd ontwerp van het opstalrecht 39
1.5 De indirecte vereniging van art. 3:3 lid 1 BW ziet op 3:4 BW bestanddelen die verzelfstandigd zijn door middel van een opstalrecht 41
1.6 Is het mogelijk 3:4 BW bestanddelen te verzelfstandigen met een recht van opstal? 42
1.6.1 De achtergrond van het opstalrecht 42
1.6.2 Opvattingen in de literatuur 44
1.6.3 Argumenten 46
1.6.3.1 Het schrappen van ontwerpartikel 3.1.1.3 lid 3 46
1.6.3.2 Art. 5:3 BW 49
1.6.4 Vereiste van individualiseerbaarheid 50
1.6.5 Verdiepingseigendom 52
1.7 De indirecte vereniging in art. 5:20 lid 1 sub e BW 54
1.8 Een opstalrecht ten behoeve van een zendmast op een gebouw? 54
Hoofdstuk 2 Het verschil tussen rijden en drijven voor art. 3:3 lid 1 BW 59
2.1 Het Woonarkarrest 60
2.1.1 Bespreking van het arrest 60
2.1.2 Toepassing van het bestemmingscriterium op de woonark uit het Woonarkarrest 63
2.1.3 Drijvende steigers 64
2.1.4 Vereniging met de bodem 65
2.2 Het Havenkraanarrest 66
2.2.1 Bespreking van het arrest 66
2.2.2 Zijn de havenkranen indirect verenigd met de grond? 69
2.2.3 Het verschil tussen rijden en drijven 70
2.3 Het Marina-arrest 71
2.4 Juridische consequenties van het Woonarkarrest 72
2.4.1 Zekerheidsrechten en andere zakenrechtelijke rechten 72
2.4.2 Het schriftelijkheidsvereiste van art. 7:2 BW 73
2.4.3 Huurbescherming 75
2.5 Drijvend wonen op grotere schaal 78
2.5.1 Juritectuur 78
2.5.2 De drijvende stad 79
2.5.3 Het splitsen van schepen in appartementsrechten 81
2.5.4 De drijvende stad als onroerende zaak 83
2.5.5 Een nieuw registergoed: de drijvende opstal 87
2.6 Drijvende percelen 88
2.6.1 Het juridisch gelijkstellen van drijvende percelen aan grond 88
2.6.2 De kadastrale registratie van drijvende percelen 89
2.6.3 Voorwaarden voor de registratie van drijvende percelen 90
Hoofdstuk 3 Natrekking door bestanddeelvorming op grond van art. 3:4 j° 5:3 BW 93
3.1 Bestanddelen onder vigeur van het Oud BW 95
3.2 Het huidige art. 3:4 BW 96
3.2.1 Artikel 3:4 lid 1 BW, het maatschappelijke criterium 96
3.2.1.1 De herkomst van de verkeersopvatting als maatstaf voor bestanddeelvorming 96
3.2.1.2 De totstandkoming van art. 3:4 lid 1 BW 98
3.2.1.3 Aanwijzingen ter invulling van de verkeersopvatting van art. 3:4 lid 1 BW 101
3.2.1.3.1 Dépex/Curatoren 101
3.2.1.3.2 Het Groutankerarrest 102
3.2.2 Bestanddeelvorming op grond van art. 3:4 lid 2 BW 107
3.3 Zonnepanelen 108
3.4 De aanwijzingen in Dépex/Curatoren zijn geen criteria 111
3.5 De verhouding tussen lid 1 en lid 2 van art. 3:4 BW 112
3.5.1 De opvatting over deze verhouding in de literatuur 112
3.5.2 De zelfstandigheid van bestanddelen 113
3.5.3 Rijtjeshuizen 115
3.5.4 Tandartspraktijk 116
3.5.5 Erfgrensoverschrijdend bunkerrestant 117
3.5.6 Verkeersopvatting bij twijfel over door welk perceel een grensoverschrijdend bouwwerk nagetrokken wordt 118
3.6 De verkeersopvatting nader bekeken 120
3.6.1 Wat is de verkeersopvatting? 120
3.6.2 Bronnen van de verkeersopvatting 122
3.6.3 Voor- en nadelen van het gebruik van de verkeersopvatting 123
3.6.4 Rechtvaardiging van de verkeersopvatting als leidend criterium voor bestanddeelvorming 124
Hoofdstuk 4 De verhouding tussen de artt. 3:3, 3:4, 5:3 en 5:20 BW 129
4.1 De verhouding tussen art. 3:4 en 5:3 BW 129
4.2 Het eenheidsbeginsel van art. 5:3 BW 130
4.2.1 Motieven achter het eenheidsbeginsel volgens de Parlementaire Geschiedenis 130
4.2.2 Het status-quo-beginsel van Kisch 132
4.2.3 Het waardemotief 133
4.2.4 Gelijkheid van schuldeisers 134
4.2.5 Rechtszekerheid 135
4.2.6 Waarom rechtszekerheid het belangrijkste motief is voor het eenheidsbeginsel 136
4.2.6.1 Het waardemotief verklaart niet waarom een eenheidszaak ontstaat op grond van de verkeersopvatting 138
4.2.6.2 Het opstalrecht 139
4.2.6.3 Het schrappen van lid 3 van art. 3:4 BW 139
4.3 Het waardemotief als grondslag voor art. 3:4 lid 2 BW 140
4.4 De verhouding tussen art. 3:4, 5:3, 3:3 en 5:20 BW 140
4.5 Art. 5:20 BW is een uitwerking van art. 5:3 BW 145
4.6 De verhouding tussen art. 3:3 en 3:4 BW 146
4.6.1 De tweewegenleer 146
4.6.2 Deze visie toegepast op in het verleden gewezen arresten 149
4.7 Een praktijkvoorbeeld: containerwoningen 152
Hoofdstuk 5 Natrekking van kabels en leidingen 157
5.1 Een nieuwe regeling 158
5.1.1 De toevoeging van art. 5:20 lid 2 BW 158
5.1.2 Kabelarresten 159
5.1.3 Aanleiding van de Kabelarresten 160
5.2 Wat is een net en hoe bepaalt men de begrenzing daarvan? 162
5.2.1 Wat is een net? 162
5.2.2 De begrenzing van netten 163
5.2.2.1 Op een wet gebaseerde bepalingen 163
5.2.2.2 Niet bij bijzondere wet begrensde netten 163
5.3 Deelnetten 165
5.3.1 Wanneer is een net deelbaar? 166
5.4 De rol van de verkeersopvatting bij natrekking van kabels en leidingen 167
5.5 Is art. 5:20 lid 2 BW ook een uitzondering op 3:4 BW? 168
Hoofdstuk 6 Natrekking in het platte vlak 171
6.1 Begripsbepaling 172
6.1.1 De grond 172
6.1.2 Het begrip ‘perceel’ 173
6.1.3 Het begrip ‘erf’ 175
6.2 Het bepalen van de horizontale eigendomsgrenzen van grondstukken 176
6.3 De vestiging van een beperkt recht op een gedeelte van een grondstuk 176
6.3.1 Het bepaaldheidsvereiste van art. 3:84 lid 2 BW 176
6.3.2 Kadastrale registratie bij de vestiging van een beperkt recht op een gedeelte van een kadastraal perceel 178
6.3.3 De goederenrechtelijke gevolgen van het bezwaren van een gedeelte van een grondstuk 181
6.4 De vestiging van een beperkt recht op een gedeelte van een beperkt recht dat rust op de grond 182
6.5 Is het mogelijk een beperkt recht op een gedeelte van een grondstuk te hebben? 182
6.6 Het splitsen van een beperkt recht dat rust op een grondstuk 184
6.7 Splitsing van een recht van erfpacht op grond van art. 5:91 lid 2 BW 185
6.8 De invloed van het splitsen van een recht van erfpacht op het onderliggende eigendomsrecht 186
6.8.1 Het toestemmingsbeding 186
6.8.2 Hoe vindt splitsing van een recht van erfpacht plaats? 187
6.8.3 Het verschil tussen splitsen ex art. 5:91 lid 2 en ondererfpacht (art. 5:93 BW) 187
6.8.3.1 De regeling van art. 5:93 BW en de constructie Beekhuis 187
6.8.3.2 Het verschil tussen splitsen en ondersplitsen 189
6.9 Kan een beperkt recht gevestigd worden op een bestanddeel van een onroerende zaak? 190
6.9.1 De artt. 5:118 en 5:118a BW 190
6.9.2 Art. 5:118 en 5:118a BW in vergelijking tot de regeling van art. 5:93BW 193
6.10 Aangrenzend 194
6.11 De casus van Verstappen 195
6.11.1 Het Juliana Ziekenhuis 195
6.11.2 Kan één recht van erfpacht meerdere onroerende zaken omvatten? 198
6.11.3 Een groep van gebouwen in de zin van art. 5:106 lid 6 BW 201
Hoofdstuk 7 Natrekking in het platte vlak op grond van verkrijging door verjaring 205
7.1 Verjaring 206
7.1.1 Twee vormen van verkrijging door verjaring 206
7.1.2 Acquisitieve verjaring 207
7.1.3 Extinctieve verjaring ex art. 3:105 BW 207
7.2 De ratio van verjaring 209
7.3 De invloed van verkrijging door verjaring op een op het verkregene gevestigd recht van hypotheek 211
7.3.1 Ex tunc of ex nunc? 212
7.3.1.1 ‘Terugwerkende kracht hoort bij de ratio vande verkrijging door verjaring’ 213
7.3.1.2 ‘De vordering op grond van art. 3:121 BW’ 213
7.3.1.3 ‘Een op het verkregene gevestigd recht van hypotheek’ 214
7.3.2 Verkrijging door verjaring werkt ex nunc 215
7.4 Bekrachtiging (art. 3:58 BW) 216
7.4.1 De vereisten van art. 3:58 BW 217
7.4.1.1 De drie vereisten 217
7.4.1.2 Een voor de geldigheid van de rechtshandeling gesteld wettelijk vereiste wordt alsnog vervuld 217
7.4.1.3 Alle onmiddellijk belanghebbenden die zich op dit gebrek hadden kunnen beroepen 218
7.4.1.4 Als geldig hebben aangemerkt 218
7.4.2 Terugwerkende kracht van bekrachtiging 219
7.5 De casus 222
7.6 Bekrachtiging werkt niet altijd ex tunc 224
7.7 Bekrachtiging en de rechten van derden (art. 3:58 lid 3 BW) 225
7.8 De invloed van verkrijging door verjaring op andere beperkte rechten dan het hypotheekrecht die rusten op de grond 226
7.8.1 Bloot eigenaar A moet door verjaring de eigendom verkrijgen 227
7.8.2 Het moet gaan om de verkrijging door verjaring van een grondstuk dat aangrenzend is 228
7.8.3 Zowel A als ‘zijn’ beperkt gerechtigde ging ervan uit dat het door verjaring verkregene mede bezwaard was 228
7.8.4 Hoe eerbiedig je als bezitter een beperkt recht? 229
Slotbeschouwing 233
Summary 245
Geraadpleegde literatuur – boeken 255
Geraadpleegde literatuur – tijdschriftartikelen 261
Aangehaalde jurisprudentie 271
Trefwoordenregister 273
Curriculum Vitae 279
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan