Anorexia is een ziekte waarbij de kwaal tussen de oren zit, en niet in de buik of op de werkvloer van het bedrijf. Bedrijfssanering, of deftiger gezegd ‘reengineering’, is een uit Amerika overgewaaide hype die aldaar in de jaren tachtig van de afgelopen eeuw verantwoordelijk werd voor het ene massaontslag na de andere. Niet omdat daar een directe noodzaak toe was, maar - zo werd algemeen bevonden - omdat bedrijven daarmee volgens management consultants op zoek naar meer werk, een betere concurrentiepositie konden verkrijgen en alvast moesten anticiperen op wellicht slechtere tijden in een zich zogenaamd mondialiserende wereld. Die slechtere tijden kwamen er dan ook prompt, bij wijze van selffulfilling prophecy zelfs op afroep. Toen moest er pas echt worden afgeslankt, en buitelde de ene anorexiestrategie over de ander.
En zo vinden we ons terug in een nieuwe eeuw: al meer dan een decennium lang hanteert het organisatiemanagement op massale wijze de slopershamer. Re-engineering en reorganisatie met steeds hetzelfde doel: downsizing en afslanking. Inmiddels als continu proces, waarbij de nullijn in zicht is en zelfs al is gepasseerd. Nog tot voorkort uitstekende organisaties van producenten en dienstverleners, al blakend van gezondheid, zijn ontdaan van hun menselijk talent, waarbij een topmanagement aan de macht is gekomen dat voortdurend roept dat het keihard moet optreden.
Marktdrama’s
Wanneer we nu de balans opmaken, zien we een massale werkloosheid voor ons opdoemen. Met de beurskoersen wordt het niet meer wat; de arbeidsmotivatie is tot een dieptepunt gedaald; de werknemersstress is inmiddels voelbaar tot in elk huishouden; en managers lijken zich omgeschoold te hebben tot ratten en zijn daar trots op, waarbij de top van het bedrijfsleven rijker is geworden dan ooit. Op Wall Street spreekt men inmiddels van downsizing - rightsizing - capsizing, in die volgorde, en uit het ene onderzoek na het andere blijkt dat sanering niet werkt. Kortom: een drama. Iedereen heeft in zijn of haar nabije omgeving gezien dat werknemers na jaren van trouwe dienst door een florerend bedrijf aan de kant gezet kunnen worden. En iedereen ziet hoe de beurskoers van dat bedrijf is gekelderd.
Wat een lenige onderneming moest worden, blijkt een geraamte dat de eindstreep niet meer haalt: de overgebleven werknemers denken uitsluitend aan hun eigen employability; management consultants die zojuist een mislukt veranderingstraject hebben achtergelaten, maken zich razendsnel op voor een vervolgadvies; en topmanagers verdedigen in de media de hoogte van hun ongekend hoge prestatiebonus, ondertussen de samenleving oproepend tot loonmatiging.
Maar wat heeft deze hyperventilatie rond al die quasi-mondiale werkdruk nu eigenlijk opgeleverd, behalve dat er een nieuwe markt is ontstaan van stresszorg voor werknemers, en spirituele coaching en individuele counseling voor topmanagers?
De combinatie van lenige organisaties, gespannen managers en overspannen werknemers leidt maar tot één algemeen zichtbare conclusie: het gaat slecht met het Nederlandse bedrijfsleven. Ondanks de 36-urige werkweek werd er nog nooit zoveel overgewerkt als nu, door steeds minder mensen en waarbij steeds meer mensen aan de kant komen te staan. Bedrijven zijn wandelende geraamtes die hun resultaten niet door prestaties maar door bezuiniging en uitverkoop hebben gerealiseerd. Zelfs organisatieadviseurs zijn gaan roepen dat reorganiseren niet werkt, en hopen zo aan de bestrijding van het reorganisatievirus te verdienen, een virus dat ze eerst hebben helpen verspreiden.
Machomanagement
Eén ding is zeker: de moderne combinatie van oplopende bedrijfsresultaten en afnemende werkgelegenheid nadert haar einde. Kenmerk van organisaties als rammelende geraamtes is dat ze alleen nog door veel vertoon van machomanagement en machomacht overeind worden gehouden. In de economie van nooit genoeg is het bijzonder opvallend dat de investeringen in R&D schandalig onevenredig zijn gedaald, en wel als gevolg van een even opvallende krimpende inspanning door het bedrijfsleven. Blijkbaar hebben de exploderende winsten andere bestedingen gevonden. De vraag is: welke? Wanneer actieve investeringen achterblijven bij de winstgroei en bedrijven het kapitaal gaan oppotten, gaan gebruiken voor handel in elkaars aandelen, of dit passief vermogen zelfs grotendeels gaan aanwenden voor nota bene inkrimping, mogen we gerust gaan spreken van een ongekende revolutie binnen het ondernemerschap.
De anorexiakwaal van tot geraamtes afgeslankte, bijna overspannen ondernemingen, gaat verborgen achter een financiële boulimia. Het is hoog tijd dat de reële economie gaat meeprofiteren voordat deze explosieve combinatie van ziekten tot een uitbarsting komt. De fatale combinatie van ingekrompen organisaties en bekrompen bestuur - te weten het stroperige poldermodel en het grootste aantal Jan Salies aan de top van politiek en bedrijfsleven sinds de Tweede Wereldoorlog - wordt zelfs niet meer goedgemaakt door het midden- en kleinbedrijf, vanouds altijd de reddingboei van de economie. Tussen een opmerkelijk groot aantal mammoet ondernemingen enerzijds, en een onopvallende dynamiek in het kleinbedrijf, ontbreekt een veelbelovend middenbedrijf. Met opnieuw een typisch treurig Nederlands resultaat: Nederlandse starters en groeiers scheppen aanmerkelijk minder arbeidsplaatsen dan in andere landen.
De wel- en niet geregistreerde werkloosheid is werkelijk ongekend. Daarbij maakt de werkdruk die de zogeheten ‘employability’ met zich meebrengt, het zowel voor vastwerkers als voor flexwerkers steeds kwetsbaarder. De werkspanning is zo enorm, dat het wel een managementinstrument mag gaan heten binnen de continue bedrijfsreorganisatie: voortdurend wordt menselijk talent over de rand geduwd.
Afwentelen
Zowel de kosten van saneringen alsook de kosten van flexibele arbeid worden afgewenteld op de belastingbetaler. Het is de samenleving die de zware lasten gaat dragen van de langdurige werklozen en arbeidsongeschikten, en die ook voor de kosten staat van het groeiend legioen van tijdelijk werkloze flexwerkers. Hoe marginaler de banenmarkt, hoe meer horden zich verzamelen in de marge van de samenleving. Armoede, tweedeling en sociale onrust: het zijn de belangrijkste ingrediënten om kopje onder te gaan in de zich mondialiserende economie.
Het gros van alle reorganisaties is contraproductief gebleken. Saneren is erg duur en het helpt niet: afgeslankte ondernemingen hebben niets opgeleverd maar kennen wel een desastreus effect op arbeidskwaliteit, arbeidsproductiviteit en arbeidsmotivatie. Over de hele linie zien we onherstelbaar beschadigde organisaties met een stagnerende en teruglopende productiviteit. Elke ontslagronde laat de achterblijvers achter met een complexe combinatie van disfunctioneel gevoel en gedrag.
Deze verbreking van het psychologisch contract tussen werkgever en werknemer heeft enorme gevolgen, van werknemers die innerlijk ontslag hebben genomen tot rechtstreekse sabotage. De pijlers van prestatie en productiviteit gaan binnen de kortste keren onderuit, en het aanwezige talent wordt onbedoeld ingezet tegen de eigen organisatie. Waar het om overleven gaat, wordt elke flexibele organisatie het geraamte voor een gevaarlijk, onbeschaafd en onbeschoft wespennest.
‘Globaliseringskolder’
Veranderen is een mythe, een mythe die zorgvuldig wordt aangeblazen door management consultants, want daarmee verdienen zij hun brood. Organisaties worden volkomen zinloos als goedlopende horloges uit elkaar gehaald. Je zou bijna zeggen: uit verveling, omdat er zo weinig te managen en te regelen was.
Nieuwe managers melden zich aan de poort en roepen dat het nog beter kan, en allemaal hebben ze wel een recent managementboek onder de arm waaruit ze een hoofdstuk gelezen hebben. Al gauw moeten consultants de organisatie te hulp komen, en voor je het weet staat alles op de kop. ‘Veranderen als constante’ - zo luidt de boodschap, en die boodschap van veranderen en saneren groeit uit tot het meest hardnekkige alsook ziekmakende dogma in de modieuze organisatiekunde.
Er zijn twee mythes waarop deze saneringshype als veranderingsdrift is gebaseerd, en dat is de mythe van informatisering en de mythe van internationalisering. Door internet en de bijbehorende informatierevolutie zou de wereld dramatisch veranderen. De zogenaamde invloed van technologie is in de economie altijd weer de verklaring voor het onverklaarbare en onmeetbare. Zo is technologische verandering meestal een ‘label for our ignorance’ die altijd weer tot mythische proporties uitgroeit. Toch is het bijvoorbeeld allesbehalve evident dat geavanceerde technologieën de vraag naar hooggeschoold personeel vergroten, integendeel. De bediening wordt juist eenvoudig. Zoals iedereen een automobiel kan bedienen, kan iedereen ook surfen op het internet, daar is geen academische graad voor nodig.
Daarbij leidt de modegevoelige informatietechnologie heel vaak tot overtechnolisering en een enorm aantal mislukte, grootschalige en buitengewoon dure informatiseringsprojecten, die allemaal geen enkel ander doel dienen dan verandering-om-de-verandering.
Ook de populariteit van de zogenaamde internationalisering staat in schril contrast met de feiten, omdat de omvang van invoer en uitvoer nauwelijks of niet hoger is dan 90 jaar geleden. Voor sommige landen zoals Nederland is er zelfs sprake van de-internationalisering. Zo’n 90 procent van de Amerikaanse economie heeft niets te maken met mondialisering, omdat import en export niet meer dan 10 procent uitmaakt van het BNP.
Met de huidige ‘globaliseringskolder’ en de mythe van de informatisering kunnen de huidige economische ontwikkelingen niet worden verklaard. Het antwoord op waar de sterk afgenomen investeringen, de stagnerende lonen, de groeiende werkloosheid en de toenemende ongelijkheid in de westerse wereld vandaan komen, is: institutionalisering.
Institutionalisering
De ordenende rol van instituties in het economisch leven en ook de invloed van instituties op de inrichting van het bedrijfsleven is enorm. Alle varianten, van het Angelsaksische, het Rijnlandse tot het Aziatische of Japanse model zijn bepalend voor de inrichting van het bedrijfsleven. Onderling zijn ze zo verschillend dat we moeilijk kunnen volhouden dat er sprake is van een uniform wereldkapitalisme, ook al gezien de onderlinge modellenstrijd.
Neem nu de verschillen tussen de conflicteconomieën van Engeland en Amerika, en de harmonie-economieën Duitsland, Nederland en Zweden, of die van Japan. Waar de aandeelhouderwaarde en de jacht naar het onbeperkte rendement voorop staat, dalen de investeringen en de werkgelegenheid dramatisch.En waar alle belangen ondergeschikt worden gemaakt aan de belangen van de (al-of-niet-tijdelijke) eigenaren, ligt de weg open naar conflictbedrijven en is de anorexiastrategie geboren. Eenmalige afslankingsacties zijn niet voldoende, en zo zien we werknemer- en aandeelhouderbelangen steeds verder uit elkaar groeien. De conflictonderneming is in aantocht, waar met verborgen camera’s de toenemende criminaliteit op de werkvloer in de gaten wordt gehouden.
Het beeld dat ontstaat, is dat van een nieuwe variant op het kapitalisme, namelijk het octopusmodel. Deze variatie van het Angelsaksische aandeelhouderskapitalisme bestaat zonder effectieve democratische controle. Het mondiale grootbedrijf is immers overal, en daardoor nergens waar nationale regelgeving vat op kan hebben. Een kleine kring uit de haute finance beschikt buiten het bereik van nationale overheden over het lot van een groot deel van de wereldeconomie.
Uiteindelijk graaft het conflictbedrijf zijn eigen graf. Een volgehouden anorexiastrategie leidt tot uitputting van volkomen onttakelde, uitgeperste ondernemingen. Het wordt een aaneenschakeling van fouten en gemiste kansen. In tegenstelling tot het conflictbedrijf en de bijbehorende afbrekende bezuinigingen, heeft het harmoniebedrijf met zijn opbouwende investeringen een veel grotere slagkracht en daardoor een aanmerkelijk groter concurrentievoordeel. We moeten goed beseffen dat organisatieprestaties gelijke tred houden met de kwaliteit van de werkomgeving. En die kwaliteit bestaat uit een stimulerende levende onderneming met gemotiveerde werknemers.
(Een interview met Van Witteloostuyn naar aanleiding van dit boek kunt u hier lezen.)
Over Pierre Pieterse
Pierre Pieterse was tot februari 2022 hoofdredacteur van Managementboek Magazine.