Die tweedeling zou niet alleen toenemen op het gebied van inkomen en vermogen, maar ook op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, IQ, citoscores, vertrouwen en corruptie. Het is een voorbeeld van een simulacrum. Een door de Franse socioloog en filosoof Jean Baudrillard gelanceerd begrip over de echtheid en werkelijkheid van beelden die wij denken te kennen. Het is een beeld dat u, in dit geval over ongelijkheid, van de wereld heeft gecreëerd aan de hand van wat u in de media heeft gelezen of op basis van berichten in de media heeft bedacht. Dat de werkelijkheid van ongelijkheid toch wat anders in elkaar steekt dan u denkt, laat Branko Milanovic in zijn boek op een overtuigende manier zien. Wereldwijde ongelijkheid is een uiterst belangwekkend boek. Helder en diepgravend. Indrukwekkender dan Piketty. Iedereen moet dit boek kopen en lezen. Voor het nieuwe kabinet zou het verplichte kost moeten zijn.
Middenklasse
Het rijke en soepel geschreven boek begint met een beschrijving en analyse van de belangrijkste veranderingen in inkomensverdelingen die zich mondiaal tussen 1988 (de val van de Muur) en 2008 (de mondiale financiële crisis) hebben voorgedaan. Het is een periode waarin door globalisering, de groeiende mobiliteit van kapitaal, goederen en kennis, de grootste herverdeling van inkomens sinds tweehonderd jaar geleden de Industriële Revolutie heeft plaatsgevonden. Het beslaat een periode van twintig jaar die door Milanovic 'hoogglobalisering' wordt genoemd. Een tijdperk waarin eerst China, een land met een bevolking van meer dan 1 miljard mensen, binnen de invloedssfeer van de wereldeconomie kwam te liggen. Later aangevuld met India met 1,2 miljard inwoners en de landen van de Sovjet-Unie en Oost-Europa, samen goed voor ongeveer een half miljard inwoners. Van de economische opleving door de globalisering, voortgedreven door de informatierevolutie, hebben vooral de landen uit de opkomende Aziatische economieën geprofiteerd. Vooral in China, maar ook in India, Thailand, Vietnam en Indonesië, zijn de inkomens flink toegenomen en is er een zeer grote Aziatische middenklasse ontstaan. Het zijn de winnaars van de globalisering. Verliezers, degenen die niet hebben kunnen profiteren van de globalisering, zijn vooral de in verhouding tot Azië veel kleinere middenklasse in het Westen. Het zijn groepen die mondiaal gezien welgesteld zijn, maar in eigen land tot de (lagere) middenklasse behoren. Daarmee is de ongelijkheid wereldwijd niet toegenomen, maar afgenomen, aldus Branko Milanovic.
Mondiale plutocratie
In plaats dat de ongelijkheid wereldwijd is toegenomen, is wereldwijd sprake van toenemende convergentie. De inkomens van de in omvang toenemende mondiale middenklasse groeien steeds meer naar elkaar toe. Dat geldt overigens niet voor verschillen tussen de meest arme en meest rijke delen van de wereld. Dat wil zeggen de 10 of de 1 procent rijksten van deze wereld. Zo telde de wereld in 2013 in totaal 1426 personen van wie de nettowaarde een miljard dollar of meer bedroeg. Deze kleine en selecte groep vormt samen met hun familieleden eenhonderdste van eenhonderdste van de mondiale 1 procent. Hun bezittingen worden geschat op 5,4 biljoen dollar. Dat wil zeggen dat ze 2 procent van het wereldwijde vermogen in handen hebben. Het is wat Milanovic de wereldwijde plutocratie, de hypervermogenden, noemt. Hun gelederen zijn weliswaar klein, maar heeft zich weten te vervijfvoudigen. Hun totale vermogen is meer dan verdubbeld. De groei van het aantal miljardairs, samen met de expansie van de opkomende mondiale middenklasse, is de belangrijkste ontwikkeling van het tijdperk van 'hoogglobalisering' dat eind jaren tachtig ontstond, aldus Milanovic.
Indrukwekkend
Om de ontwikkeling van de mondiale ongelijkheid in kaart te brengen analyseerde Milanovic de periode 1988-2011 op basis van 600 onderzoeken naar huishoudens in 120 landen. Daarbij presteert hij het niet alleen om de ongelijkheid op wereldschaal te beschouwen en te duiden,maar ook de ongelijkheid binnen landen en tussen landen. Een indrukwekkende prestatie waarbij hij onder meer gebruik heeft gemaakt van de onderzoeksresultaten van Jan Luiten van Zanden, hoogleraar economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Uit de analyse van Milanovic blijkt dat de ongelijkheid wereldwijd is gedaald, vooral dankzij de fenomenale groei van China. Het inkomen van de mondiale middenklasse is daarbij ook gegroeid. Dit is met name te danken aan de Chinese arbeiders. Hun inkomen verdubbelde tussen 1988 en 2011. Dat geldt niet voor het inkomen van de middenklasse in de rijke landen. Die stagneerde op zijn best. Milanovic komt door zijn studie naar de mondiale ongelijkheid tot een ander inzicht dan Thomas Piketty die zich met zijn bestseller Kapitaal in de 21e eeuw tot de rijke landen beperkte. Op basis van een analyse van mondiale inkomensdata vanaf het begin van de globalisering, zo'n tweehonderd jaar geleden, concludeert Milanovic dat inkomensongelijkheid geen permanent fenomeen is, maar een cyclisch patroon volgt. Door technologische ontwikkelingen, openheid en politiek, onder meer op het terrein van onderwijs en sociale zekerheid, ontwikkelt ongelijkheid zich vanaf de Industriële Revolutie in een patroon van golven, de zgn. Kuznets-golven.
Toekomst en afkomst
Wat dient volgens Milanovic nu het antwoord te zijn op de toegenomen inkomensverschillen en de wereldwijde globalisering? In tien korte bespiegelingen in het laatste hoofdstuk schetst Milanovic de toekomst van de inkomensongelijkheid en globalisering. Ook in de toekomst zal volgens Milanovic de mondiale ongelijkheid worden bepaald door economische convergentie en de Kuznets-golven. De houtgreep op de middenklasse, aangedreven door automatisering en globalisering, is daarmee volgens Milanovic nog niet ten einde. Zonder beleid zal de houtgreep zal het Westen nog verder splijten in een zeer succesvolle en rijke klasse aan de bovenkant, en een zeer grote groep mensen die diensten leveren aan de rijke klasse. Door de globalisering zal het zeer moeilijk worden om de belastingen op de belangrijkste ongelijkheidsfactor, inkomsten uit kapitaal, te verhogen. Ook extra onderwijs zal niet veel invloed hebben. Zowel kwantitatief als kwalitatief zal het onderwijs niet veel extra kunnen bieden. We zullen volgens Milanovic ons denken daarom moeten aanpassen aan een situatie waarin het verschil tussen scholing en vaardigheden tussen de bovenklasse en werknemers in de dienstensector gering is. Toekomst en afkomst (familievermogen en netwerken) zullen volgens Milanovic een veel grotere rol gaan spelen dan voorheen.
Verzorgingsstaat
De politieke verschuiving naar rechts, naar populistische en nationalistische partijen, is volgens Milanovic een reactie van de middenklasse en de lagere middenklasse op het geleidelijk verlies van sociale zorg en zekerheid en de aantasting van andere verworven rechten. De hervorming van de verzorgingsstaat, waaronder decentralisaties en de daarmee samenhangende bezuinigingen in de zorg, de hogere pensioenleeftijd, het verdwijnen van middenklassebanen, een 'flexibele' arbeidsmarkt, de aanpassing van de Woningwet over wanneer men in aanmerking komt voor een sociale woning, ze zijn in werkelijkheid allemaal als aanvallen op de middenklasse te zien. Het heffen van belasting op hogere inkomens zal volgens Milanovic niet veel helpen. Hij toont het overtuigend aan. Wat wel potentie heeft is het door de overheid ingrijpen vóór de belastingen en overdrachten worden geheven. Tot dat laatste behoort volgens Milanovic onder meer een reductie van de schenkingsongelijkheid door een hogere erfenisbelasting, het aanpassen van de vennootschapsbelasting waardoor bedrijven worden gestimuleerd aandelen onder werknemers te verdelen én het aanpassen van de wet- en regelgeving waardoor armen en de middenklasse financiële activa kunnen verwerven en behouden. Ook het gelijk maken van de toegang tot scholen voor kinderen uit alle inkomenscategorieën helpt. Alleen op die manier zal het mogelijk zijn de negatieve gevolgen van de globalisering in het Westen in te dammen. Het beperken van de migratie zal in ieder geval niet helpen, aldus Milanovic. Integendeel, het zal volgens hem eerder contraproductief werken. Het indrukwekkende boek Wereldwijde ongelijkheid geeft vooral politieke partijen leesvoer om over na te denken.
Dave van Ooijen studeerde tussen 1979 en 1985 sociologie en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij studeerde twee keer 'cum laude' af; bij de vakgroep Toegepaste Sociologie en de vakgroep Internationale Betrekkingen. Van 1979 tot 2014 was hij werkzaam bij Vereniging Milieudefensie, de gemeente Amsterdam, Nicis Institute en Platform31. Vanaf maart 2014 is hij raadslid/fractievoorzitter voor de PvdA in de gemeente Castricum. Sinds 1 juli 2017 is hij strategisch adviseur bij de gemeente Den Haag op het gebied van sociale zaken en werkgelegenheid. Zijn blogs, artikelen en recensies verschijnen (op persoonlijke titel) onder meer op zijn website.
Over Dave van Ooijen
Dave van Ooijen studeerde tussen 1979 en 1985 sociologie en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1 juli 2017 is hij strategisch adviseur bij de gemeente Den Haag op het gebied van sociale zaken en werkgelegenheid. Zijn blogs, artikelen en recensies verschijnen (op persoonlijke titel) onder meer op zijn website.