Met recht vestigt Jaap van Ginneken de aandacht op het gegeven dat wij mensen bestaan bij de gratie van elkaar. Het concept 'individu' versluiert de werkelijkheid, daar we altijd mens temidden van andere mensen zijn. We kunnen niet zonder elkaar en worden daartoe ook goed geoutilleerd op de wereld gezet. Meer in het bijzonder moet gedacht worden aan ons empathisch vermogen: de mogelijkheid om zich in anderen te verplaatsen en zich met anderen te identificeren. Grenzeloos, zo kunnen we dagelijks ervaren. Empathie vormt een belangrijke voedingsbodem voor verbondenheid met andere mensen. Dat brengt ons gelukzalige gevoelens.
Niets is zo belangrijk als geborgenheid. Het zorgt zelfs voor de afscheiding van stoffen (endorfinen) in ons lijf, die ons als het ware bedwelmen. Inmiddels weten we dat dit verlangen om bij de groep te horen niet alleen maar gunstig uitpakt, maar evenzeer tot ernstig misstappen kan leiden. Zo wordt onze onderlinge verbondenheid (wij-gevoelens) al snel versterkt door zich af te zetten tegen 'de ander'(zij). Er blijken niet veel stappen nodig te zijn om die ander dusdanig te ontmenselijk (demoniseren) dat we geweld gaan gebruiken om hem/haar weg te werken. Al is de uitwerking niet per definitie zo gewelddadig, voor we het weten worden we opgeslokt door een wij-gevoel waarop geen enkele nuancering nog vat krijgt. Dit zogeheten groepsdenken (groupthink) is bovenal een groepsgevoelen, waarin sociaal-psychologische factoren de overhand hebben. Dit onderkennen is ons niet zonder meer gegeven, we klampen ons juist vast aan financieel-administratieve en technische data. Hierdoor verliezen we het zicht op andere groepen en hun sociaal-emotionele reilen en zeilen. Van Ginneken illustreert dit onder meer aan de hand van de overmoed van bestuur en management bij fusies en overnames, terwijl de aanhoudende reorganisaties de mensen elders in de hiërarchie demoraliseren. Anderzijds kunnen we allemaal waarnemen dat we ons niet opsluiten in onze eigen groep maar voeling houden met grotere eenheden. Op zich niet nieuw. Denk maar aan de verspreiding van wereldreligies. We identificeren ons met van alles en nog wat buiten de eigen cirkel. Die identificaties hebben - geografisch - wel een steeds breder bereik, terwijl de diversiteit aan dergelijke emotionele verbindingen eveneens toeneemt. Zo ook de snelheid waarmee ze wisselen. We hebben de angst voor een bomaanslag in Madrid nog niet verwerkt of we verliezen ons in het verdriet van het overlijden van een Amerikaanse popster, waarna een natuurramp in Japan ons aangrijpt, wat opzij geschoven wordt door de geboorte van een Duits ijsbeertje met een hoog knuffelgehalte, waarop de moord op een Arabische staatsman ons tot tranen roert, enzovoorts. Onze betrokkenheid schiet alle kanten op. Van de diversiteit aan massahysterie, angstgolven en hypes geeft Van Ginneken tal van welsprekende voorbeelden. Het onvoorspelbare karakter van vele 'wereldwijde' reacties is wat vooral blijft verbazen. De verklaringskracht van 'enthousiasmevirus' en 'stemmingsbesmetting' lijkt mij echter beperkt. De verspreiding van sentimenten mag ons wel doen denken aan een epidemie, maar hoe we het ook draaien of keren, de 'wereldwijde' afkeer van een aanslag of van excessieve bonussen zijn hoe dan ook geen ziektes. Die afkeer is namelijk tegelijkertijd intense vreugde voor bepaalde religieuze fanatici en voor bepaalde bestuurders. Het wel of niet geveld worden door een epidemie kent niet een dergelijke dominante sociaal-culturele component. Bovenal 'vergist' een epidemie zich niet zoals een hype ons volledig op het verkeerde been kan zetten: enthousiasme voor de 'werking van de vrije markt' maakte ons blind voor de consequenties die we nu op ons bord hebben liggen aan financieel-economische crises. De grilligheid van 'collectieve' gevoelens zal niemand ontgaan. Het begint met de beschrijving ervan om bij oorzaken te komen. De 'diagnose' is echter nog niet zo sterk, wat des te meer reden is om verdere studie naar de sociale en psychologische aspecten van massale bewegingen te doen. Het internet, het wereldwijde web, de 24/7 verbondenheid en de sociale media zorgen voor mogelijkheden om van alles en nog wat te meten (opinion mining, web scraping, sentiment analysis). Van Ginneken toont zich optimistisch. Onderzoek zal voorlopig toch vooral kenbaar maken, dat er nog een lange weg te bewandelen is voor we echt goed begrijpen hoe ons digitale samenleven en communiceren in elkaarsteekt. Anders dan de ondertitel suggereert weten we nog helemaal niet 'hoe' het een en ander feitelijk in elkaar steekt. Ondertussen verdwijnt onze individuele privacy meer en meer in de wereldwijde digitale collectiviteit. De noodzaak van privacybescherming wordt echter door Van Ginneken nergens ter discussie gesteld, wat mij wel gepast lijkt om te doen.
Over Aart G. Broek
Aart G. Broek specialiseerde zich in communicatiewetenschappen, sociologie en, meer recentelijk, criminologie (geweldsproblematiek); werkzaam als adviseur/projectmanager organisatie- en bestuurskunde. agbroek@planet.nl