Brouwer laat in vijftien miniaturen zien hoe mensen de verbinding met zichzelf terugvinden. Ze plaatst ze in drie theoretische kaders, die ook de drie delen van het boek vormen. Allereerst het eerste deel. Daarin gaat Brouwer in op vier dynamische relaties die stagnatie veroorzaken als ze niet in balans zijn.
1. Denken en voelen. In onze rationele samenleving hebben we het contact met ons gevoel voor een groot deel verloren en zijn gedachten zo sterk dat je jezelf gelukkig maar ook ongelukkig kunt denken. Zo creëert je denken je eigen werkelijkheid die spanning en depressiviteit kan opleveren.
2. Subject en object. Neem je verantwoordelijkheid of leg je die buiten jezelf? In dat geval ken je het externe object te veel macht doe en verlies je de greep op jezelf.
3. IK en de ANDER. Ook tussen het IK, het zelfbeeld, en het beeld dat je van de ander hebt kan spanning ontstaan, juist omdat denken, voelen en doen sterk een afgeleide zijn van dit zelfbeeld, Je kunt niet zonder zelfbeeld, maar als het te sterk is, kan dit tot verstarring leiden.
4. Lichaam en geest zijn onverbrekelijk verbonden; als je denken niet rijmt met wat je lichaam aan signalen afgeeft, kan er veel mis gaan.
Meestal zijn we ons niet zo bewust van deze relaties. Om je eigen ontwikkeling te kunnen sturen is het nodig om je aandacht bewust te richten: van object naar subject, van denken naar voelen, van ik naar de ander, van lichaam naar geest en andersom. Zonder die aandacht, het richten van de focus, blijf je in bestaande patronen hangen.
Na de dynamische relaties volgen de eerste miniaturen, de gespreksfragmenten die de omslag laten zien als een cliënt het contact met zichzelf terugvindt.
Aan het einde van elk miniatuur analyseert Brouwer de bron van stagnatie, wat haar tot een bepaalde interventie brengt en hoe deze uitwerkt.
Deel 2 gaat over zelfbescherming. Vleien, vechten of vluchten zijn intuïtieve gedragspatronen om met bedreigende situaties om te gaan. Van tijd tot tijd gebruikt iedereen ze, maar als ze iemands karakter gaan domineren staan ze een gezonde ontwikkeling in de weg.
Als coach onderzoek je welke ervaring eraan ten grondslag ligt en welke steunbronnen iemand nodig heeft om een nieuwe balans te vinden. Die steunbronnen, die ook in elke miniatuur worden gebruikt, zijn het onderwerp van het derde deel. We hebben in onze maatschappij de neiging om te kijken naar wat we niet hebben. Zo verbreken we contact met de steun die we wel hebben. Steunbronnen helpen bij het ontspannen en vervolgens het opheffen van stagnatie zodat er ruimte ontstaat voor nieuwe energie.
Interne steunbronnen zijn b.v. lichamelijke ervaringen, zintuiglijke ervaringen, gezonde herinneringen uit het verleden, geloof, verbeeldingskracht of mindfulness.
Externe steunbronnen zijn te vinden in natuur, stilte, dieren, kunst, thuis, erkenning, liefde. Wie gesteund wordt voelt zich gezien en erkend.
Ook als coach ben je een externe steunbron: enerzijds door je steun en acceptatie, anderzijds door je methodische professionaliteit. De miniaturen kan ik onmogelijk samenvatten, daar zijn ze te mooi en te individueel voor, de lezer kan dat alleen zelf ervaren.
Het boek pakte me vanaf de eerste pagina. De miniaturen zijn mooi, soms ontroerend om te lezen. Brouwer laat zien waar het bij coachen werkelijk om gaat: iemand zijn eigen mogelijkheden helpen ontdekken. Het is duidelijk dat zij allang niet meer volgens één bepaalde methode werkt; zij beschikt over een schat aan spirituele en methodische kennis en vaardigheden waardoor haar interventies intuïtief lijken.
Tegelijk weet je als coach maar al te goed dat je alleen vanuit veel ervaring, kennis en wijsheid zo spontaan en ogenschijnlijk eenvoudig kunt interveniëren. 'Waar wil ik vandaag mijn bed voor uitkomen' is een bijzonder boek, dat die momenten beschrijft waar je het als coach voor doet: nét die ene snaar raken om tot een doorbraak te komen.
Cobi Brouwer slaagt er weer in te laten zien dat ze niet alleen kan coachen maar ook kan schrijven op topniveau. Om inspiratie aan dit boek te ontlenen hoef je als lezer nog geen topcoach te zijn: elke coach, op elk niveau, zal er veel voor zichzelf uit kunnen halen.
Over Hilde Veraart-Maas
Hilde Veraart-Maas (1954-2019) was organisatiesocioloog. Na 22 jaar Human Resources Management vestigde zij zich als HRM-adviseur, trainer en (team)coach. Zij heeft door de jaren heen het socratisch coachen verder ontwikkeld. Zij werkt vanuit het principe: 'je weet zelf het beste wat goed voor je is!' De kracht van gedachten staat in haar aanpak centraal en de methode bewijst vooral goede diensten als iemand niet geholpen wil worden. Zij schreef diverse boeken over socratisch coachen, niet alleen als coachingsmethode (2006), maar ook over de vele toepassingsmogelijkheden. Zij was Master Practitioner NOBCO EMCC.