‘Interessant, daar zou je eens een boek over moeten schrijven.’ Met dit zinnetje in het achterhoofd is menig schrijver van een boek begonnen. En ten onder gegaan. Na twee of drie pagina’s is de koffie uitgewerkt, zijn er dingen op het werk die voorrang krijgen of doemt de vraag op of het allemaal wel zo interessant is wat je schrijft. Weg potentiele bestseller.
Over schrijven zijn boeken vol geschreven (hen lukt het wel), van Professioneel schrijven tot Creatief schrijven. Hoe kom ik op frisse ideeën? Waar haalt u inspiratie vandaan? Hoe zorgt u ervoor dat een tekst gestructureerd, boeiend en overtuigend is? De antwoorden op deze vragen zijn uiterst handig, als je eenmaal zit te schrijven. En dat was het probleem nu juist.
In een recent boek Daily Rituals: How Great Minds Make Time, Find Inspiration, and Get to Work wordt de vraag hoe je jezelf aan het werk krijgt 161 keer beantwoord. In het dagelijkse leven van grote geesten als Charles Darwin, Proust en Beethoven vindt auteur Mason Currey de meest uiteenlopende technieken waarmee ze zichzelf tot werk verleiden.
Of dwingen, zoals de ochtendbikkels. Poëet W. H. Auden en filosoof Immanuel Kant stonden voor dag en dauw op om te schrijven (respectievelijk 5:00 uur en 5:30 uur). En schrijver Anthony Trollope dwong zichzelf om voor het ontbijt 3000 woorden te schrijven.
Verder zijn er de vaste klanten bij de apotheek. Auden, Paul Erdos, Graham Greene en Ayn Rand zworen bij uppers als amfetamine en benzedrine, terwijl Jean-Paul Sartre liever slaapmiddelen tot zich nam. Wat origineler waren Proust (opium) en Louis Armstrong (laxerende middelen).
U neemt een kopje koffie als u iets moet schrijven? Dat deed schrijver Honoré de Balzac ook, alleen hij nam er meteen vijftig. Beethoven had ook een koffieobsessie; hij mat precies vijftig koffiebonen per kopje. Anderen zworen bij specifieke voeding om tot grootse prestaties te komen. Zo at Ingmar Bergman ‘een soort babyvoedsel’ van geklopte zure melk en jam, terwijl Erik Satie volledig geobsedeerd was met eieren – zijn record lag op het verorberen van een omelet van dertig eieren.
En dan zijn er nog de rek- en strekoefeningen. Igor Stravinsky ging op zijn hoofd staan als hij tijdens het componeren vast zat (‘om het brein te reinigen’). En verder zijn er nog wandelen (Mahler en Beckett), in bad zitten (Beethoven en Kierkegaard) en – natuurlijk – seks (John Cheever, Frank Lloyd Wright en Georges Simenon).
De vraag is natuurlijk of deze rituelen de grote geesten geholpen hebben in hun werk. Misschien toch maar gewoon bij het kopje koffie blijven als u aan uw meesterwerk begint. Of een stuk of vijftig als u De Balzac heet.