Smit woont in een huis dat bij veel professionals favoriet is: eind negentiende-eeuws, gerenoveerd, gietvloer, hoge plafonds, een serre. Aan de muur hangt een fors rood naakt op rug en billen gezien. Een negerpopje slingert op de vloer, speelgoed rondom, een beplakte doos op de eettafel: het vertrouwde beeld van een wat rommelig huis van een gezin in de jonge kinderen. Ik trap op een balpen.
Voordat we beginnen, leg ik Smit een vraag voor waar hij het hele gesprek over mag nadenken: welke vraag zou je naar aanleiding van De prooi door een promovendus nader onderzocht willen zien? Hij knikt en steekt van wal. ‘Ik lees nu de biografie van Elsschot. Hij is een van mijn voorbeelden. Zijn boeken Kaas en Lijmen zijn zo goed en geestig. Hij was een marketingman avant la lettre en schreef over zakenlieden en ondernemers. Je hebt die niet gelezen?’ Zijn gezicht krijgt direct een quasi-verbaasde expressie. Het viel me al op hoe beweeglijk zijn gezicht is. Elke zin gaat vergezeld van een parallel spoor van gesticulatie en mimiek. Hij tikt met zijn rechterhand op de tafel: ‘Lezen!’ Ik neem het me direct voor.
‘In de non-fictie is de Amerikaan Michael Lewis mijn held. Ik ken zijn werk al vanaf eind jaren tachtig. Hij was een student kunstgeschiedenis die besloot bij de Salomon Brothers, effectenhandelaren, te werken. Het boek Liar’s Poker gaat daarover. Omdat hij dat bedrijf van binnenuit beschreef, kon hij sfeertekeningen maken: van de maten, het eten, de grappen over klanten. Dat heeft bij mij het zaadje geplant voor mijn latere aanpak en werk. Neem bijvoorbeeld Ahold’, – Smit buigt naar voren, zijn ogen staan op ontspannen, – ‘op een gegeven moment moest het bedrijf gered worden. Dat gebeurde in een weekend. Allerlei mensen waren bezig rekensommen te maken om die weer met juristen door te spreken. Ze gingen dag en nacht door. Overal lagen pizzadozen. Zoiets als pizzadozen beschrijven is reuze belangrijk. Het maakt bestuurders weer menselijk. We willen graag geloven dat het in die wereld vooral over slimheid en rekensommen gaat. Maar we weten ook dat niet alles is. Sfeer is zo belangrijk. Je moet taferelen beschrijven. Tijdens mijn interviews vroeg ik niet alleen naar de inhoud maar vooral ook naar de omgeving: hoe zag de ruimte eruit? In wat voor auto’s werd er gereden? Werd er gerookt?’ Met zijn handen in verticale bewegingen: ‘Dat is even belangrijk. We zijn ondanks ons verstand zo onberekenbaar. Eet besmette kip en je functioneert een paar dagen niet. Twee mensen kunnen elkaar in competenties naadloos aanvullen en toch hoeft er niets van de grond te komen. Misschien doet die collega je al dan niet bewust aan een vervelende schoolmeester van vroeger denken.’
De journalistiek in
De journalistiek was niet Smits eerste loopbaanstap. Na zijn studie bedrijfskunde werd hij voor een tijdje consultant. ‘Ik werd daar diep ongelukkig van. Ik moest soms uitleggen wat klantgerichtheid was terwijl ik zelf amper een klant gezien had. Consultancy is trouwens een rare bedrijfstak. Er zijn hele goede nuttige consultants: wijze mensen met veel ervaring of mensen die iets heel goed kunnen zoals in de ICT. Maar de meeste consultants worden vooral als alibi gebruikt. Wanneer een bestuurder weet dat er duizend mensen uit moeten, komt er een gerenommeerd bureau binnen zodat de top later kan zeggen: “We hebben er extern goed naar laten kijken en het spijt ons dus ook…” Wat ik in die tijd wel al heel leuk vond was om interviews en gesprekken tot een verhaal te maken. Dat is bijna een journalistiek proces. Ik ging toen in de avonduren de opleiding journalistiek voor academici doen. Twee vrienden, de een werkte bij Vrij Nederland de ander bij het Financieele Dagblad stimuleerden mij om dit pad op te gaan. Bij het FD werd ik met open armen ontvangen. Toen ik daar zat, had ik de ervaring van thuiskomen: dit is het, dit moet ik doen. Opschrijven wat er gebeurt. Hoezo? Omdat het een onmiddellijke kick geeft. Een dag lang ergens aan werken en dan is het af. Het heilige moeten, deadlines zorgen voor de adrenaline, de volgende morgen wakker worden en in de krant jouw stuk zien. Soms met je naam eronder, vaak ook zonder. Prestatie – beloning.’ Zijn handen slaan de maat: ‘prestatie – beloning.’ Ik begrijp de cadans van de journalistiek.
Aan succes ten onder
Een van de rode draden in het werk van Smit is hoe mensen aan hun succes ten onder kunnen gaan. ‘Succesvolle mensen gaan, als dat succes aanhoudt, allemaal in hun eigen waarheid geloven. Als iedereen het zegt, ga je zelf ook denken ‘Dan zal ik wel goed zijn.’ Ga eens na wat het met je zou doen als je met je foto op de cover van Elsevier zou staan als Nederlander van het Jaar. Je ontwikkelt dan een almachtsgevoel. Van applaus word je een onverzadigbaar beest.’
Zeker weten en hoe zit dat met jou, gevierde schrijver, denk ik: ben jij divagedrag gaan vertonen? ‘Ja, in zekere mate. Het gebeurt als je op televisie bent geweest en mensen je op straat aanspreken. Het ontstaat ook een beetje bij signeersessies van je boeken. Maar ik had het geluk dat ik op wat latere leeftijd vader ben geworden. Ik heb nu drie kinderen van acht, zes en bijna twee. Ik werd vader in dezelfde periode als waarin mijn boek over Ahold uitkwam. Toen kwam mijn oudste zoon. Ik kon me daar niet aan onttrekken en wilde dat ook niet. De glamour van de dag werd flink gecompenseerd door de middernachtelijke besognes. Je weet dan wel wat het belangrijkste is. Mijn vrouw is er ook heel duidelijk in. Ze kan het woord prooi niet meer horen. Als ik thuis kom, staat ze niet bij de deur te klappen. Een gezonde thuissituatie zorgt ervoor dat de gedurende de dag tot halfgod opgestegen mens weer met beide benen op de grond wordt gezet.’
Ik vraag me af of dat wel mogelijk is. In De prooi lees je toch vooral over bestuurders die door hun emoties en driften hun succes verspelen. De menselijke rede is verlamd, ver te zoeken. ‘Nee, dat is te negatief, dat weiger ik te accepteren of zoals Popper zei: “Optimisme is een morele plicht.” Er is vooruitgang, al is het muddling through. Ik geloof echt in vooruitgang. De wereld is een heel stuk beter geworden sinds het einde van de negentiende eeuw. Neem mijn moeder; toen ze in 1963 in verwachting van mij was, nam ze ontslag. Een aantal jaren daarvoor had ze niet eens tekenbevoegdheid. De wereld is per saldo een betere plek geworden. Niet overal en altijd maar wel per saldo. Ik hoorde laatst Robbert Dijkgraaf vertellen hoe de scholingsgraad omhoog is gegaan. Het streven is dat meer dan vijftig procent van de bevolking hoger opgeleid is. Daar moeten leiders rekening mee houden. Werknemers van nu zeggen: ik heb ook een idee. Wie nu als baas zegt het altijd beter te weten, want anders was jij wel de baas geweest, is gek. In de jaren vijftig, zestig werkte dat nog zo maar nu kan dat echt niet meer. Rijkman Groenink was van de oude garde, de hele top trouwens. Allemaal. Ze gingen voor de troepen staan, legden het nog een keertje uit en gingen toen lopen ervan uitgaande dat ze gewoon werden gevolgd. Niet dus. Er is vooruitgang, juist omdat mensen de dingen niet meer als vanzelf doen.’
Maar hoe zit het dan met onze emoties en driften? Iemand als de psycholoog Bram Buunk wijst ons er op dat ons gedrag meer vastligt dan ons lief is. ‘Dat klopt. Toch denk ik dat je je er niet bij hoeft neer te leggen. Je kunt je altijd realiseren wat er gebeurt en er wat mee doen. Iedereen heeft reflexen: het is hoe je daar mee omgaat. Neem mij. Ik ben vreselijk onhandig. Mijn vader juist niet. Als ik als jongen een fietsband plakte, kwamen er minstens twee gaten bij. Van de bandenlichters. Op een gegeven moment begon ik te denken dat ik onhandig was. Flauwekul. Laatst nog ging de sinaasappelpers stuk. Er was een dingetje uit. Mijn reflex was: naar de winkel en een nieuwe kopen. Maar ik heb een schroevendraaier gepakt, eens goed gekeken en dat dingetje er weer in gezet. Hij doet het weer!’ Het jongetje Smit lacht en gebaart naar de keuken.
Sensatiezucht
‘Waar komt je sensatiezucht vandaan?’ Ik stel Smit bot de vraag. ‘Laten we eerlijk zijn, De prooi heeft iets opwindends vanwege een voortdurend appèl: kijk nou eens, kijk nou.’ Het is even stil, te stil. Had hij deze vraag niet verwacht? Ik moet een licht gevoel van triomf onderdrukken. Dan pakt de routinier de draad snel op: ‘Die komt uit twee bronnen voort: nieuwsgierigheid en ijdelheid. In de journalistiek laat de verteller een spanningsveld zien: in een persoon, een gebeurtenis, een ontwikkeling. Steeds is er de vraag: hoe loopt het af? Daardoor ontstaat de opwinding. Een goed verhaal is altijd een sensationeel verhaal.’
Smit herpakt zich. De docent ontwaakt. Hij beweegt zijn handen naar de linkerkant van de tafel: ‘Hier is de cabaretier en die gaat volledig voor het effect bij zijn publiek.’ Naar de andere kant van de tafel: ‘Daar zit de wetenschapper. Die is het alleen om de waarheid te doen. En daartussen zit de journalist. Die zoekt naar het optimum van betrouwbaarheid én toegankelijkheid. Je moet geen dorre opsommingen maken, maar goede verhalen vertellen. De tweede bron is ijdelheid. Ik vind applaus geweldig, net als op een podium staan met een publiek dat het zichtbaar naar de zin heeft. Ik wil een groot publiek bereiken. Maar… ik blijf wel journalist. Nogmaals, het gaat om het optimum van toegankelijkheid én betrouwbaarheid. Betrouwbaarheid staat op een. En betrouwbaar word je alleen als je specialist wordt in je domein. Dan kun je de feiten wegen, dan word je een serieuze gesprekspartner, dan weet je van de hoed en de rand.’
Blind typen
Smit heeft elders in de stad een aparte werkruimte. Volgens zijn vrouw moet je je er door de papieren waden. Ik kan me er wel wat bij voorstellen. Hoe werkt Smit? ‘De belangrijkste cursus die ik ooit gedaan heb, was blind leren typen bij Scheidegger. In acht weken op een schrijfmachine met gekleurde toetsen. Ik haal nu de 200 aanslagen per minuut én foutloos.’ Hij doet het even voor op de tafel. ‘Ik tik veel. De prooi omvat ongeveer 150.000 woorden. Ik heb dat manuscript wel zes keer herschreven: alles anders en opnieuw. Ik werk ook met twee schermen. Op het linker staan de aantekeningen en de uitgetypte interviews en rechts is het manuscript. Met twee schermen reduceer je de logistieke inspanningen met de helft. ‘Hij grijnst. ‘De boeken en nota’s die ik lees, zitten vol strepen en uitroeptekens. Ik lees wel geconcentreerd maar soms sla ik ook alinea’s over als ik het denk te weten.’
De tijd dringt. Smit is een druk man. Er ligt nog één kwestie op tafel: welke vraag zou je onderzocht willen zien naar aanleiding van De prooi? Zonder aarzeling: ‘Die zou moeten gaan over de relatie tussen narcisme en carrière maken. Mensen kunnen aan applaus ten onder gaan. Hoe zit dat?’
Over Joep Schrijvers
Joep Schrijvers doet onderzoek naar westerse advies- en lesboeken voor vorsten, bestuurders en managers van Homerus tot Covey. Hij is schrijver van succesvolle, kritische boeken en artikelen over management, mens en maatschappij.