Ik ben niet thuis, maar onderweg. "Op doorreis", flapte ik eruit toen de kapster, even verderop, vroeg of ik vanmiddag terug kon komen en ik naarstig naar een alibi zocht voor mijn onaangekondigd bezoek aan de besloten gemeenschap die Berkel en Rodenrijs is.
De brasserie in Berkel en Rodenrijs, eetcafé zo u wilt, is niet bijzonder, niet ongewoner dan andere brasseries in den lande. Het achtergrondgeluid wordt gedomineerd door geschuif van stoelen, gerinkel van sleutels, gegorgel van een koffiezetapparaat, geklingel van kopjes, gepiep van ovens, geknetter van bradend vlees.
Op een andere golflengte klinkt het gemompel van mensen die iets te bespreken hebben, geschreeuw van kinderen die iets willen. Donkere mannenstemmen, hoge vrouwenstemmen, het uithalen van een lach. Naast mij wordt het wel en wee van de lokale amateurvoetbalclub besproken. "Dan hebben we dadelijk ook een probleem dat ik een scheidsrechter minder heb", vang ik op. Het is een gemêleerd gezelschap van dochters met bejaarde moeders, zakenlieden, vrouwen met kinderen, collega's van nabijgelegen kantoren en winkelende vriendinnen.
Kliekjes
Dit alles tegen de achtergrond van het dorpsplein. Een modern decor van beige bakstenen, en - midden op het dorpsplein - een spiraalvormig kunstwerk op blauwmetalen staven. De winkels, waaronder The Phone House, de Marskramer, de keurslager en de juwelier, onderscheiden zich van elkaar met de inrichting van etalage en vormgeving van logo, maar de afmetingen van hun uithangborden zijn keurig op elkaar afgestemd. Anderhalve meter breed, een halve meter hoog. Ongetwijfeld zal er uitgebreid over beraadslaagd zijn in de gemeenteraad. Een mevrouw wandelt voorbij met een tas van C1000. Dát is Berkel en Rodenrijs ten voeten uit. Op een zonnige februarivrijdag omstreeks 12 uur 30. Tussen de middag, zoals dat in de volksmond heet.
‘Is dit nu de Nederlandse identiteit?’, zo vraag ik me af terwijl ik van een warme tomatensoep met prei en slagroom geniet. En zo ja, waarom voel ik me hier dan niet thuis? Berkel en Rodenrijs is toch een dorp als alle andere? In niets lijkt het zich te onderscheiden van Schagen, Purmerend of Woudenberg. Maar plotseling herinner ik me een ingezonden stuk in Trouw van een aantal maanden geleden. "Nederland is een land van kliekjes en netwerken", schreven twee Turks-Nederlandse organisatiedeskundigen. "De informele cultuur zonder duidelijke hiërarchie zorgt ervoor dat nieuwkomers erg moeilijk een plaats vinden in de Nederlandse samenleving", verklaarden de consultants van organisatieadviesbureau Berenschot.
Maaiveld
Hoewel het hier in Brasserie 'Achterom' een rumoer van vanjewelste is, ligt het maaiveld er vandaag laag bij. De zakenmannen tegenover mij zijn niet eerder aan de beurt dan de sjofel geklede vrijwilligers van de lokale voetbalclub naast mij. Af en toe vang ik iets op dat voor volzin moet doorgaan. “Dat hoorde ik van Arie. (..) Kwart voor twaalf verzamelen. (..) Je ken toch niet te hard rijen achter elkaar. (..) Kun je nog een beetje schuiven wou je zeggen.” Eten en drinken doen ze ongemanierd, maar niemand die erop let.
De zakenlunch die tegenover mij genoten wordt geeft een geheel andere aanblik. Deze gasten blijken van een andere klasse in de samenleving. Ze dragen een pak, vegen hun mond met servet af. De een heeft zijn bestek al gesloten neergelegd met de heften wijzend naar tien voor half vier. De ander bewerkt zijn bord nog alsof hij een archeologische vondst aan het determineren is. Kalm spreekt de een zijn zinnen uit. De ander beantwoord ze met beleefde knikjes. De derde meneer, een man met grijze slapen en donker colbert, rekent ondertussen af bij de kassa. Zijn portemonnee trekt hij alsof hij achteloos door zijn haar strijkt. De heren fatsoeneren hun kleren en vervolgen hun weg.
Stamgast
De tafel wordt afgeruimd door een jongen met een rode schort. Is hij nu dienstbaar voor het zojuist vertrokken gezelschap, of gaan zijn klantvriendelijke gedachten al uit naar de volgende, nog onbekende klant? Die klant komt een kwartier later binnen. Drie plastic tassen sjouwt hij mee. Een met de opdruk van C1000, een met blauwe spikkeltjes en een met het logo van Kruidvat. Zijn verfomfaaide rugtas, van minstens tien jaar oud, drapeert hij op de grond, in de weg. In de tassen zitten geen spullen, zo te zien, uit genoemde winkels.
“Moet je wat drinken Jan?”, vraagt de serveerster die hem blijkbaar kent. Jan heeft net de Telegraaf opengeslagen, zijn neus opgetrokken en de bril in het ongekamde haar geschoven. Hij kijkt verstoord op, knikt nietszeggend. De serveerster loopt begrijpend weg. Jan moet wat drinken en de serveerster weet wat hij wil. Aan Jan valt weinig te verdienen, hij bezet een tafel waar even tevoren drie heren een dure zakenlunch nuttigden. Maar dat geeft niet in Berkel en Rodenrijs. Jan is welkom. Jan is stamgast, zoals dat heet.
Burgerlijk
Hoe kunnen we deze calvinistische sfeer duiden? Van kliekjes mensen die op elkaar geen acht slaan, die doen alsof het andere kliekje vereenzelvigd is met het meubilair? Rumoer is er, maar het gedrag is ingetogen, gesprekken spelen zich af binnen de vierkante meter van de tafelomtrek. Met vingers wordt niet geknipt, de zakenman wordt met evenveel hoffelijkheid behandelt als de voetbalvrijwilliger. De bezwering 'doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg' benauwd de atmosfeer in deze brasserie. Precies zoals Leonhard Huizinga (1906-1980) ooit schreef: "Of we hoog of laag springen, wij Nederlanders zijn allen burgerlijk, van den notaris tot den dichter en van den baron tot den proletariër."
Het boek 'De mensen en het dorp' leert ons meer over de volksstam in Berkel en Rodenrijs. Daarin maakt Jan Schouten, directeur van opleidingscentrum Schouten en Nelissen, een onderscheid tussen het kapitalisme van de markt (Angelsaksisch) en het kapitalisme van de gemeenschap (Rijnlands). In het Angelsaksische, ook wel neo-Amerikaanse model, doet men alleen een transactie als de prestatie meteen een tegenprestatie oplevert. “Maar in een gemeenschap is dat anders”, doceert Schouten. “Daar heerst de lange termijn: ik breng offers, in de wetenschap dat ik daar ooit voor beloond zal worden.” De relaties in deze gemeenschap worden niet zozeer gereguleerd door geldstromen of de wetten van de markt, als wel door de regels van de gemeenschap, calvinistische regels. Het verklaart waarom stamgast Jan een tafel voor vier mag bezetten voor een koffie per uur. "Zij nemen genoegen met een onsje minder", verklaart Schouten.
Kapitalisme
'De mensen in het dorp' gaat, zo begrijp ik nu, over mijn observaties in brasserie 'Achterom'. Hier is het geen handjeklap, hierbinnen huist een gemeenschap van pais en vree. Een gemeenschap van kliekjes, dat wel, maar toch een echte gemeenschap. In Berkel en Rodenrijs woekert niet het kapitalisme van de markt, maar dat van de gemeenschap. Een Rijnlands dorp onder de rook van Rotterdam waar de Angelsaksische McDrives op de loer liggen. Een strijd die bevochten wordt aan de maaskant. Een strijd die van de Franse schrijver Michel Albert de naam 'Capitalisme contre Capitalisme' kreeg; een finale tussen economische modellen die na de overwinning op het communisme elkaar naar het leven staan in het randstedelijke gebied.
Opponent van Michel Albert is ongetwijfeld Adam Smith, een Schotse econoom uit de achttiende eeuw die wordt gezien als de grondlegger van het klassiek liberalisme. Volgens Smith "mogen we niet van de welwillendheid van de slager, de brouwer of de bakker ons avondmaal verwachten, maar van hun groot respect voor hun eigenbelang." We zouden niet aan hun menselijkheid overgeleverd, maar aan hun eigenliefde.
Oorlogsverklaring
In Berkel en Rodenrijs zijn we wel aan de welwillendheid van de slager, brouwer of bakker overgeleverd. De brasserie in Berkel en Rodenrijs is zogezegd een bunker van burgerschap. Langzaamaan begin ik me te beseffen dat ik hier, hoe vriendelijk ik ook geholpen wordt, de haastige klant op vijandelijk gebied ben. Hier doen ze prei in de tomatensoep. Niet als teken van gastvrijheid voor buitenstaanders, maar als oorlogsverklaring aan Cup-a-Soup-consumenten als ik.
Over Steven de Jong
Steven de Jong is zelfstandig redacteur (Stevenschrijft.nl) en schrijver van de roman Bezorgde burgers (Lebowksi). In 2023 reageerde hij, namens Stichting Support Stotteren en Start Foundation, op tachtig vacatures met de vraag of de functie ook openstaat voor gekwalificeerde kandidaten die stotteren. Een ontluisterende verkenning waarvan hij verslag doet in De kracht van het verschil (Durden).