Een rechtsvergelijking tussen de Nederlandse en Duitse winstbelasting van lichamen
Paperback Nederlands 2018 1e druk 9789013150407Samenvatting
Deze monografie vergelijkt de Duitse en Nederlandse winstbelasting van lichamen. Na het uiteenzetten van de hoofdlijnen, legt de auteur systematisch en gestructureerd de belangrijke leerstukken uit beide landen naast elkaar. Bovendien sluit ieder hoofdstuk af met een schematisch overzicht waarin u in één oogopslag de verschillen tussen beide landen overziet.
Bent u op zoek naar een compleet en actueel overzicht over winstbelasting van lichamen? In deze monografie staat een rechtsvergelijking tussen de Duitse Körperschafsteuer (en Gewerbesteuer) en Nederlandse vennootschapsbelasting centraal. Systematisch en gestructureerd legt de auteur de belangrijkste leerstukken uit beide landen naast elkaar.
Een rechtsvergelijking tussen de Nederlandse en Duitse winstbelasting van lichamen behandelt op toegankelijke wijze de hoofdlijnen van zowel de Nederlandse als Duitse vennootschapsbelasting. U treft alle actuele fiscale ontwikkelingen, voorzien van wetenschappelijk en praktisch commentaar. Bovendien sluit de auteur ieder hoofdstuk af met een schematisch overzicht waarmee u in één oogopslag de belangrijke verschillen tussen beide landen overziet, inclusief literatuurverwijzingen.
Kortom: na het lezen van deze titel bent u volledig op de hoogte van de hoofdlijnen, overeenkomsten en verschillen tussen de Nederlandse en Duitse vennootschapsbelasting.
Hiernaast buigt de monografie zich over de vraag: welke rechtsregels uit de Duitse Körperschafsteuer (en Gewerbesteuer) zijn aanbevelenswaardig voor de Nederlandse vennootschapsbelasting? Een relevant vraagstuk, want vanaf 1 januari 2019 krijgt Nederland onder andere te maken met de earningsstrippingsmaatregel en CFC-regels. Maatregelen waar Duitsland al jarenlang ervaring mee heeft. Hiernaast kent Duitsland een aantal leerstukken dat Nederland niet kent, die eveneens de revue passeren.
De monografie biedt tal van nuttige handreikingen voor de fiscale praktijk. Maar ook voor beleidsmakers vormt de titel een bron van inspiratie. Tot slot biedt de inhoud een vruchtbare voedingsbodem voor het wetenschappelijk onderzoek.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Lijst van gebruikte afkortingen / XIX
HOOFDSTUK 1
Inleiding / 1
1.1 Aanleiding voor het onderzoek / 1
1.2 Relevantie van het onderzoek / 2
1.2.1 Waarom een rechtsvergelijkend onderzoek met een ander land / 2
1.2.1.1 Wetenschappelijke relevantie / 2
1.2.1.2 Maatschappelijke relevantie / 3
1.2.1.3 Relevantie voor de fiscale praktijk / 5
1.2.2 Waarom Duitsland? / 5
1.2.2.1 Het Duitse (belasting)recht / 5
1.2.2.2 Handelsrelatie / 7
1.2.2.3 Politieke betrekkingen / 7
1.2.2.4 Internationale verhoudingen / 7
1.3 Onderzoeksvraag / 8
1.3.1 De gebruikte termen uit de onderzoeksvraag en toetsingscriteria / 9
1.3.1.1 Rechtsregels / 9
1.3.1.2 Duitse winstbelasting van lichamen / 9
1.3.1.3 Lichamen / 10
1.3.1.4 Vennootschapsbelasting / 11
1.3.1.5 Aanbevelenswaardig / 11
1.3.2 Toetsingskader / 12
1.3.2.1 Nota Zicht op wetgeving / 12
1.3.2.1.1 Rechtmatigheid en verwerkelijking van rechtsbeginselen / 13
1.3.2.1.2 Doeltreffendheid (effectiviteit) en doelmatigheid (effeciëntie) / 13
1.3.2.1.3 Subsidiariteit en evenredigheid (vereiste van proportionaliteit) / 14
1.3.2.1.4 Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid / 14
1.3.2.1.5 Onderlinge afstemming / 14
1.3.2.1.6 Eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid / 14
1.3.2.2 Toetsingskader Raad van State / 15
1.3.2.2.1 Beleidsanalytische toets / 15
1.3.2.2.2 Juridische toets / 15
1.3.2.2.3 Wetstechnische toets / 15
1.3.2.3 Toetsingskader NOB / 16
1.3.2.4 De gebruikte toetsingscriteria in dit onderzoek / 16
1.3.2.4.1 Het inpassen in de Nederlandse vennootschapsbelasting / 16
1.3.2.4.2 Het toetsen van (bestaande) Nederlandse discussiepunten aan kwaliteitseisen / 16
1.3.2.4.3 Het toetsen van de aanbevelenswaardigheid van Duitse rechtsregels / 19
1.3.2.4.4 Rangorde / 19
1.3.3 Belang van de onderzoeksvraag / 20
1.4 Opbouw van het onderzoek en de vaststelling van de discussiepunten / 20
1.5 Afbakening van het onderzoek / 23
1.6 Werkwijze en methode van het onderzoek / 24
1.6.1 Rechtsvergelijkende methode / 24
1.6.2 Historisch en positiefrechtelijk onderzoek / 25
1.6.3 Parlementair-, jurisprudentie- en literatuuronderzoek / 26
1.6.3.1 Het zoeken, vinden, beoordelen en weergeven van Duitse wetgeving, parlementaire stukken, jurisprudentie en literatuur / 26
1.6.4 Taalkeuze / 29
1.7 Schematische weergave van het onderzoek / 30
HOOFDSTUK 2
Het fiscale krachtenveld / 31
2.1 Inleiding / 31
2.2 Demografische, staatsrechtelijke en bestuurlijke gegevens / 32
2.3 Economische factoren / 32
2.3.1 Vestigingsklimaat / 33
2.3.2 Familieondernemingen en personenvennootschappen / 36
2.3.3 Economische invalshoek in het belastingrecht / 37
2.4 Maatschappelijke ontwikkelingen / 39
2.4.1 Corporate governance / 39
2.4.2 Fair share (moraliteit) / 40
2.5 Culturele invloeden / 41
2.6 Politieke invloeden / 42
2.7 Europese fiscale ontwikkelingen / 44
2.7.1 Inleiding / 44
2.7.2 Primair EU-recht / 44
2.7.3 Secundair EU-recht / 45
2.7.4 Voorstellen voor harmonisatie van de winstbelastingen in Europa / 46
2.7.4.1 C(C)CTB / 46
2.7.4.2 Antibelastingontwijkingsrichtlijnen (Anti-Tax Avoidance Directive I and II) / 48
2.7.5 Beschouwing / 50
2.8 Internationale fiscale ontwikkelingen (BEPS) / 51
2.9 Het ontstaan en de toetsing van fiscale wetgeving / 55
2.9.1 De wetgever / 55
2.9.2 De rechterlijke macht / 58
2.9.2.1 Toetsen aan de grondwet en beginselen / 59
2.10 De uitvoering van fiscale wetgeving / 62
2.10.1 Belastingdienst versus Finanzverwaltung / 62
2.10.2 Horizontaal toezicht versus Zeitnahe Betriebsprüfung / 64
2.10.3 Rulingbeleid / 66
2.10.4 Beschouwing / 68
2.11 Andere rechtsgebieden / 71
2.12 Beschouwing en conclusie / 71
2.13 Schematische weergave / 75
HOOFDSTUK 3
De winstbelasting van lichamen in Nederland en Duitsland / 77
3.1 Inleiding / 77
3.2 Nederland / 78
3.2.1 Huidige winstbelasting van lichamen / 78
3.2.1.1 Vennootschapsbelasting / 78
3.2.1.2 Belang ten opzichte van totale opbrengst / 79
3.2.2 Historische ontwikkeling / 79
3.2.3 Rechtsgrondslag / 81
3.2.4 Relatie met de inkomstenbelasting / 82
3.2.5 Discussiepunten over de vennootschapsbelasting als winstbelasting van lichamen en relatie met de inkomstenbelasting / 84
3.2.5.1 Geen eenduidige rechtsgrondslag / 84
3.2.5.2 Rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting / 85
3.2.5.3 Grotere rol voor gemeentelijke belastingen (invoering van een Gewerbesteuer?) / 88
3.3 Duitsland / 91
3.3.1 Huidige winstbelasting van lichamen en tarief / 91
3.3.1.1 Körperschaftsteuer / 91
3.3.1.2 Gewerbesteuer / 92
3.3.1.3 Solidaritätszuschlag / 94
3.3.1.4 Totale winstbelastingdruk voor lichamen / 95
3.3.1.5 Belang ten opzichte van de totale opbrengst / 95
3.3.2 Historische ontwikkeling / 95
3.3.3 Rechtsgrondslag / 97
3.3.4 Relatie met de inkomstenbelasting / 99
3.3.4.1 Ondernemingswinstbelasting; Thesaurierungsbegünstigung / 102
3.4 Beschouwing /conclusie / 104
3.4.1 In beide landen geen eenduidige rechtsgrondslag / 106
3.4.2 De Thesaurierungsbegünstigung, iets voor Nederland? / 107
3.4.3 De Gewerbesteuer, iets voor Nederland? / 109
3.5 Schematisch overzicht / 111
HOOFDSTUK 4
Subjectieve belastingplicht en vrijstellingen / 115
4.1 Inleiding / 115
4.2 Nederland / 116
4.2.1 Binnenlandse belastingplicht / 116
4.2.1.1 Historie / 116
4.2.1.2 Aanknopingspunt voor belastingplicht / 117
4.2.1.3 Vestigingsplaats / 118
4.2.1.4 Onbeperkt binnenlands belastingplichtig / 119
4.2.1.4.1 NV / 120
4.2.1.4.2 BV / 120
4.2.1.4.3 Open CV / 120
4.2.1.4.4 Andere vennootschappen met (deels) in aandelen verdeeld kapitaal / 122
4.2.1.4.5 Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag / 123
4.2.1.4.6 Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of bank optreden / 124
4.2.1.4.7 Verenigingen en stichtingen die op de voet van de Woningwet bij Koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn / 124
4.2.1.4.8 Open fonds voor gemene rekening / 124
4.2.1.5 Beperkt binnenlands belastingplichtig / 125
4.2.1.5.1 Verenigingen en stichtingen / 126
4.2.1.5.2 Andere dan publiekrechtelijke rechtspersonen / 127
4.2.1.5.3 Overheidslichamen / 127
4.2.2 Subjectieve vrijstellingen / 127
4.2.3 Buitenlandse belastingplicht / 128
4.2.4 Discussiepunten Nederlandse systematiek en invulling van de subjectieve vennootschapsbelastingplicht / 129
4.2.4.1 Aanknopingspunten subjectieve belastingplicht onbeperkt binnenlands belastingplichtigen / 129
4.2.4.1.1 Rechtspersoonlijkheid en verhandelbare participaties geen dragende rechtsgrond / 130
4.2.4.1.2 Onoverzichtelijke en onduidelijke uitleg criterium “vrije verhandelbaarheid’’ / 131
4.2.4.2 Het onderscheid tussen onbeperkte en beperkte belastingplicht / 133
4.3 Duitsland / 136
4.3.1 Binnenlandse belastingplicht / 136
4.3.1.1 Historie / 136
4.3.1.2 Aanknopingspunt voor belastingplicht / 137
4.3.1.3 Vestigingsplaats / 138
4.3.1.4 Onbeperkt binnenlands belastingplichtig / 138
4.3.1.4.1 Aktiengesellschaft (AG) / 139
4.3.1.4.2 Gesellschaft mit beschränkter Haftung (GmbH) / 139
4.3.1.4.3 Kommanditgesellschaft auf Aktien (KG auf Aktien) / 139
4.3.1.4.4 Naar buitenlands recht opgericht / 140
4.3.1.4.5 Genossenschaften einschließlich der Europäischen Genossenschaften / 142
4.3.1.4.6 Versicherungs- und Pensionsfondsvereine auf Gegenseitigkeit / 142
4.3.1.4.7 Sonstige juristische Personen des privaten Rechts / 142
4.3.1.4.8 Nichtrechtsfähige Vereine, Anstalten, Stiftungen und andere Zweckvermögen des privaten Rechts / 142
4.3.1.4.9 Betriebe gewerblicher Art von juristischen Personen des öffentlichen Rechts. / 142
4.3.1.5 Beperkt binnenlands belastingplichtig / 143
4.3.2 Subjectieve en objectieve vrijstellingen / 143
4.3.3 Buitenlandse belastingplichtigen / 144
4.4 Beschouwing / conclusie / 144
4.4.1 Aanknopingspunten subjectieve belastingplicht / 145
4.4.2 Geen onderscheid tussen onbeperkte en beperkte belastingplicht; een optie voor Nederland? / 148
4.4.3 Schematisch overzicht huidige overeenkomsten en verschillen / 151
HOOFDSTUK 5
Fiscaal winstbegrip / 153
5.1 Inleiding / 153
5.2 Nederland / 155
5.2.1 Object van heffing / 155
5.2.1.1 Totaalwinst / 156
5.2.1.1.1 Historische ontwikkeling en ratio / 156
5.2.1.1.2 Huidige kenmerken / 156
5.2.1.2 Jaarwinst en goed koopmansgebruik / 157
5.2.1.2.1 Historische ontwikkeling en ratio / 157
5.2.1.2.2 Huidige kenmerken / 158
5.2.2 Verhouding tot het commerciële winstbegrip / 159
5.2.2.1 Ontwikkeling commerciële winstbepaling / 159
5.2.2.2 Ontwikkeling fiscale winstbepaling ten opzichte van commerciële winstbepaling / 160
5.2.3 Discussiepunten Nederlandse invulling van gkg en aansluiting commerciële winstbegrip / 161
5.2.3.1 Invulling van goed koopmansgebruik; “rule-based’’ versus “principlebased’’ / 162
5.2.3.2 Aansluiting bij de commerciële winstbepaling / 166
5.3 Duitsland / 169
5.3.1 Object van heffing / 169
5.3.1.1 Totaalwinstbegrip en objektive Nettoprinzip / 169
5.3.1.2 Jaarwinst / 172
5.3.2 Verhouding tot de commerciële jaarrekening / 173
5.3.2.1 Ontwikkeling commerciële winstbepaling / 173
5.3.2.2 Ontwikkeling fiscale winstbepaling ten opzichte commerciële winstbepaling / 174
5.4 Beschouwing / conclusie / 177
5.4.1 Een meer rule-based fiscaal winstbegrip; een optie voor Nederland? / 178
5.4.2 Meer aansluiting zoeken bij het commerciële winstbegrip; een optie voor Nederland? / 181
5.4.3 Schematisch overzicht huidige overeenkomsten en verschillen / 183
5.4.4 Bijlage: Fiscale correcties onzakelijk handelen (informele kapitaal (verdeckte Einlage) en verkapt dividend (verdeckte Gewinnauschüttung) / 184
HOOFDSTUK 6
Verliesverrekening / 187
6.1 Inleiding / 187
6.2 Nederland / 188
6.2.1 Verliesverrekeningstermijnen / 188
6.2.1.1 Historische ontwikkeling en ratio / 188
6.2.1.2 Huidige kenmerken / 189
6.2.2 Houdster- en financieringsverliezen / 190
6.2.2.1 Historische ontwikkeling en ratio / 190
6.2.2.2 Huidige kenmerken / 191
6.2.3 Handel in verlieslichamen / 192
6.2.3.1 Historische ontwikkeling en ratio / 192
6.2.3.2 Huidige kenmerken / 193
6.2.4 Discussiepunten Nederlandse verliesverrekeningsregels / 194
6.2.4.1 Verliesverrekeningstermijnen en de inbreuk op de totaalwinstgedachte / 194
6.2.4.2 Houdster- en financieringsverliezen / 197
6.2.4.3 De regel tegen handel in verlieslichamen en de inbreuk in de structuur / 198
6.3 Duitsland / 201
6.3.1 Verliesverrekeningstermijnen en Mindestbesteuerung / 201
6.3.2 Historische ontwikkeling en ratio / 201
6.3.2.1 Huidige kenmerken / 202
6.3.2.1.1 Mindestbesteuerung / 202
6.3.3 Geen houdster-en financieringsverliesregeling / 204
6.3.4 Handel in verlieslichamen (Mantelkaufregelung) / 205
6.3.4.1 Historische ontwikkeling en ratio / 205
6.3.4.2 Huidige kenmerken / 206
6.4 Beschouwing / conclusie / 210
6.4.1 Mindestbesteuerung gecombineerd met een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening, een optie voor Nederland? / 211
6.4.2 Afschaffing houdster – en financieringsverliesregeling? / 214
6.4.3 De Mantelkaufregeling, een optie voor Nederland? / 215
6.4.4 Schematisch overzicht huidige overeenkomsten en verschillen / 217
HOOFDSTUK 7
Financiering, onzakelijke lening en renteaftrekbeperkingen / 219
7.1 Inleiding / 219
7.2 Nederland / 220
7.2.1 Onderscheid tussen EV en VV / 220
7.2.2 Onzakelijke lening / 222
7.2.2.1 Historische ontwikkeling en ratio / 222
7.2.2.2 Onder welke omstandigheden is sprake van een onzakelijke lening? / 223
7.2.2.3 Fiscale gevolgen van de kwalificatie onzakelijke lening / 224
7.2.2.4 Rente en de onzakelijke lening / 225
7.2.3 Renteaftrekbeperkingen / 226
7.2.3.1 Inleiding / 226
7.2.3.2 Art. 8c Wet VPB 1969: Doorstroomvennootschap met te weinig substance / 227
7.2.3.3 Art. 10a Wet VPB 1969: Winstdrainage / 228
7.2.3.4 Art. 10b Wet VPB 1969: Internationale mismatches / 231
7.2.3.5 Art. 13l Wet VPB 1969; Aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente / 232
7.2.3.6 Art. 15ad Wet VPB 1969; beperking van overnameholdingrente / 233
7.2.4 Discussiepunten in Nederland omtrent de onzakelijke lening en renteaftrekbeperkingen / 235
7.2.4.1 Onduidelijkheden omtrent de onzakelijke lening / 236
7.2.4.2 Lappendeken aan Nederlandse renteaftrekbeperkingen / 238
7.2.4.2.1 Ontwikkeling renteaftrekbeperkingen / 238
7.2.4.2.2 Kritiek op de afzonderlijke renteaftrekbeperkingen / 239
7.2.4.2.3 Kritiek op het naast elkaar bestaan en gebruik van specifieke renteaftrekbeperkingen / 241
7.2.4.2.4 De EBITDA-regeling in de Antibelastingontwijkingsrichtlijn / 243
7.3 Duitsland / 247
7.3.1 Onderscheid tussen EV en VV / 247
7.3.2 Onzakelijke lening / 248
7.3.2.1 Historische ontwikkeling en ratio / 248
7.3.2.2 Onder welke omstandigheden is sprake van een onzakelijke lening? / 249
7.3.2.3 Fiscale gevolgen van de kwalificatie als onzakelijke lening? / 251
7.3.2.4 Rente en de onzakelijke lening / 251
7.3.2.5 Ervaring in Duitsland met de wettelijke invulling van de onzakelijke leningleer / 252
7.3.3 Renteaftrekbeperkingen / 253
7.3.3.1 Inleiding / 253
7.3.3.2 Earningsstrippingmaatregel (EBITDA-regeling); Zinsschranke / 254
7.4 Beschouwing /conclusie / 260
7.4.1 Een wettelijke bepaling inzake de onzakelijke lening, een optie voor Nederland? / 261
7.4.2 De Duitse EBITDA-regeling; een optie voor Nederland? / 264
7.4.3 Schematisch overzicht huidige overeenkomsten en verschillen / 268
HOOFDSTUK 8
Deelnemingsvrijstelling / 271
8.1 Inleiding / 271
8.1.1 Moeder-dochterrichtlijn / 272
8.2 Nederland / 273
8.2.1 Historische ontwikkeling / 273
8.2.2 Ratio / 275
8.2.2.1 Binnenlandse deelnemingen / 275
8.2.2.2 Buitenlandse deelnemingen (voorkoming dubbele belasting) / 276
8.2.3 De huidige voorwaarden / 277
8.2.3.1 Kwalificerende moeder-dochterverhouding en 5%-eis / 277
8.2.3.2 Non-voorraadeis / 278
8.2.3.3 Kwalificerende beleggingsdeelneming / 279
8.2.3.3.1 Oogmerktoets / 279
8.2.3.3.2 Onderworpenheidstoets / 280
8.2.3.3.3 Bezittingentoets / 281
8.2.3.4 Niet kwalificerende beleggingsdeelneming; deelnemingsverrekening / 281
8.2.3.5 CFC- wetgeving in Nederland? / 282
8.2.4 Vrijstelling van voordelen (winsten en verliezen) / 285
8.2.4.1 Wat valt onder het begrip voordelen / 285
8.2.4.2 Kosten die verband houden met de deelneming / 287
8.2.4.2.1 Bruto- of nettovrijstelling / 287
8.2.4.2.2 Het Bosal-arrest / 287
8.2.4.3 Liquidatieverliesregeling / 288
8.2.5 Compartimenteren / 288
8.2.5.1 Inleiding / 288
8.2.5.2 Historische ontwikkeling en ratio / 289
8.2.5.3 De wet compartimenteringsreserve / 290
8.2.5.3.1 Doelstelling / 290
8.2.5.3.2 Vormen van de reserve / 290
8.2.5.3.3 Heffingsmoment / 291
8.2.5.3.4 Einde aandelenbelang / 291
8.2.5.3.5 Terugwerkende kracht / 291
8.2.6 Discussiepunten over de deelnemingsvrijstelling / 292
8.2.6.1 Ne-bis-in-idem of verlengstukgedachte en de gevolgen ten aanzien van de voorwaarden en het vrij te stellen object / 292
8.2.6.2 Compartimenteren / 298
8.3 Duitsland / 302
8.3.1 Historische ontwikkeling / 302
8.3.2 Ratio / 305
8.3.3 De huidige voorwaarden / 306
8.3.3.1 Kwalificerende moeder-dochterverhouding - bezitseis / 306
8.3.3.2 Non-voorraadeis / 308
8.3.3.3 Kwalificerende dochtermaatschappij / 308
8.3.3.3.1 CFC-wetgeving / 309
8.3.3.4 Niet kwalificerende dochtermaatschappij / 310
8.3.4 Vrijstelling van “voordelen’’ (winsten en verliezen) / 311
8.3.4.1 Wat valt onder het begrip voordelen / 311
8.3.4.2 Kosten die verband houden met de deelneming / 312
8.3.4.2.1 Bruto– of nettovrijstelling? / 312
8.3.4.3 Liquidatieverliesregeling / 313
8.3.5 Gewerbesteuer en deelnemingsvrijstelling / 313
8.3.6 Compartimenteren / 314
8.4 Beschouwing / conclusie / 316
8.4.1 De rechtsgrondslag van de deelnemingsvrijstelling en de gevolgen ten aanzien van voorwaarden en het vrij te stellen object / 316
8.4.2 Compartimentering / 322
8.4.3 Schematisch overzicht huidige overeenkomsten en verschillen / 324
HOOFDSTUK 9
Concerngedachte (fiscale eenheid – Organschaft) / 327
9.1 Inleiding / 327
9.2 Nederland / 328
9.2.1 Historische ontwikkeling / 328
9.2.2 Ratio / 330
9.2.3 De voorwaarden en reikwijdte / 332
9.2.3.1 Op verzoek; beperkte terugwerkende kracht van maximaal drie maanden / 333
9.2.3.2 Bezitseis / 334
9.2.3.3 Boekjareneis / 334
9.2.3.4 Zelfde-fiscale-regime-eis / 335
9.2.3.5 Vestigingsplaats / 335
9.2.3.5.1 Grensoverschrijdende fiscale eenheid mogelijk? / 335
9.2.3.6 Rechtsvormvereisten; moedermaatschappij en dochtermaatschappij / 338
9.2.3.7 Voorraadeis / 339
9.2.4 Regels en uitwerking bij het aangaan / 339
9.2.5 Regels en uitwerking tijdens het bestaan / 340
9.2.5.1 Opgaan-in-gedachte; één belastingplichtige / 340
9.2.5.2 Renteaftrekbeperking voor overnamerente / 342
9.2.5.3 Verliesverrekening / 342
9.2.5.3.1 Voorvoegingsverliezen / 343
9.2.5.3.2 Voorvoegingswinsten / 343
9.2.5.3.3 Verrekening van (fiscale eenheid) verliezen na verbreking van de fiscale eenheid / 344
9.2.5.3.4 Verrekening van (fiscale eenheid) winsten na verbreking van de fiscale eenheid / 345
9.2.6 Regels en uitwerking bij het beëindigen / de verbreking / 345
9.2.6.1 Sanctiebepaling art. 15ai Wet VPB 1969 / 345
9.2.7 Discussiepunten in Nederland omtrent het fiscale eenheidsregime / 346
9.2.7.1 De invloed van Europees recht op het fiscale eenheidsregime / 347
9.2.7.2 Alternatieven voor of naast het fiscale eenheidsregime / 350
9.3 Duitsland / 358
9.3.1 Historische ontwikkeling / 358
9.3.2 Ratio / 361
9.3.3 De voorwaarden en reikwijdte / 363
9.3.3.1 Op verzoek; Gewinnabführungsvertrag; terugwerkende kracht / 364
9.3.3.1.1 Gewinnabführungsvertrag / 364
9.3.3.2 Bezitseis / 365
9.3.3.3 Geen boekjaren eis / 366
9.3.3.4 Geen zelfde fiscale regime eis / 366
9.3.3.5 Rechtsvormvereisten; Organträger en Organgesellschaft / 366
9.3.3.6 Vestigingsplaats / 367
9.3.3.6.1 Grensoverschrijdende Organschaft mogelijk? / 367
9.3.3.7 Geen non-voorraad eis / 370
9.3.4 Regels en uitwerking bij het aangaan / 370
9.3.5 Regels en uitwerking tijdens het bestaan / 370
9.3.5.1 In beginsel geen opgaan-in (gedachte) / 370
9.3.5.2 Ausgleichzahlungen / 371
9.3.5.3 Mehr – en Minderabführungen / 371
9.3.5.4 Geen bepaling om overnamerente te beperken / 372
9.3.5.5 Verliesverrekening / 372
9.3.5.5.1 Voorvoegingsverliezen Organgesellschaft en Organträger / 373
9.3.5.5.2 Voorvoegingswinsten Organgesellschaft en Organträger / 373
9.3.5.5.3 Verrekening van (Organschaft)verliezen na beëindiging van de Organschaft / 373
9.3.5.5.4 Verrekening van (Organschaft)winsten na beëindiging van de Organschaft / 373
9.3.6 Regels en uitwerking bij het beëindigen / de verbreking / 374
9.4 Beschouwing / conclusie / 374
9.4.1 Het Organschaftregime, iets voor Nederland? / 375
9.4.2 Schematisch overzicht huidige overeenkomsten en verschillen / 381
HOOFDSTUK 10
Reorganisatiefaciliteiten (fusie en splitsing) / 385
10.1 Inleiding / 385
10.1.1 Fusierichtlijn / 386
10.2 Nederland / 388
10.2.1 Structuur; geen reorganisatiewet / 388
10.2.2 Historische ontwikkeling / 389
10.2.2.1 Aandelenfusie / 390
10.2.2.2 Bedrijfsfusie / 391
10.2.2.3 Juridische fusie / 392
10.2.2.4 Juridische splitsing / 392
10.2.3 Ratio / 393
10.2.4 De voorwaarden en reikwijdte / 394
10.2.4.1 Aandelenfusie / 394
10.2.4.2 Bedrijfsfusie / 395
10.2.4.3 Juridische fusie / 397
10.2.4.4 Juridische splitsing / 400
10.2.5 Discussiepunten in Nederland ten aanzien van de reorganisatiefaciliteiten / 402
10.2.5.1 Nederlandse wettekst versus Richtlijn / 403
10.2.5.1.1 Bedrijfsfusie: Onderneming versus tak van bedrijvigheid / 404
10.2.5.1.2 Antimisbruikbepaling / 405
10.2.5.2 Claimhandhaving; fiscale indeplaatsstreding / 409
10.2.5.3 Het ontbreken van een reorganisatiewet / 411
10.3 Duitsland / 412
10.3.1 Structuur; Umwandlungs(steuer)gesetz / 412
10.3.1.1 Umwandlungsgesetz (UmwG) / 412
10.3.1.2 Umwandlungssteuergesetz (UmwStG) / 415
10.3.1.3 Umwandlungssteuer-Erlass / 416
10.3.2 Historische ontwikkeling / 417
10.3.3 Ratio / 419
10.3.4 De voorwaarden en reikwijdte / 420
10.3.4.1 Aandelenfusie (Anteilstausch) / 420
10.3.4.2 Bedrijfsfusie (“Ausgliederung’’ en “Einbringung von Unternehmensteilen’’) / 422
10.3.4.2.1 Inbreng van een onderneming (Betrieb) […] tegen uitreiking van aandelen / 423
10.3.4.2.2 Ausgliederung / 427
10.3.4.3 Juridische fusie (Verschmelzung) / 427
10.3.4.4 Juridische splitsing (Spaltung) / 429
10.4 Beschouwing / conclusie / 431
10.4.1 Richtlijntekst in Duitsland beter geïmplementeerd? / 433
10.4.2 Claimhandhaving; fiscale indeplaatstreding / 435
10.4.3 Een reorganisatiewet, iets voor Nederland? / 437
10.4.4 Schematisch overzicht huidige overeenkomsten en verschillen / 440
HOOFDSTUK 11
Eindbeschouwing / eindconclusie / 445
11.1 Het hoe, wat en waarom van dit onderzoek (hoofdstuk 1) / 445
11.2 De conclusies wat betreft het fiscale krachtenveld rondom de winstbelasting in beide landen (hoofdstuk 2) / 447
11.3 De conclusies uit de rechtsvergelijkende hoofdstukken 3 t/m 10 / 450
11.4 Het antwoord op mijn onderzoeksvraag en bevindingen / 456
Literatuurlijst / 463
Register / 505
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan